16 mei 2009

De haven


Het jongetje fietst voor zijn grootvader uit. Hij versnelt in de aanloop, om sneller boven op de brug te zijn. De grootvader komt er rustig achteraan. Verandert niet van tempo. Zo komt hij ook wel boven. Er is veel wind op de brug. Uit zijn jaszak haalt de grootvader twee snoepjes. Voorbij die brug is het de andere kant. Hierboven is er het geraas van het verkeer dat onder de brug gaat. Aan beide kanten is er de wereld, netjes verbonden op de brug. De weg is er uitgeknipt, die hoort hier niet bij. Misschien heeft ooit iemand van op de weg het jongetje gezien.

Op weg naar het concert. Het is de zondvloed. Na enkele meters geef je het al op. De overtuiging dat je tussen de druppels door zou kunnen laveren. Het geloof dat je het nat worden zou kunnen vermijden door je wil. Je kunt je alleen overgeven aan de tijd die je nog nodig hebt om de bestemming te bereiken. Daar waar je weer aan land kunt gaan. Misschien moet er een wereldwijd verbod op paraplu’s worden ingesteld. Ze proberen een stuk wereld te onteigenen. Misschien voelen mensen zich droog onder een paraplu. Maar jij krijgt die dingen altijd net niet in je ogen. De vriend die met jou mee op weg is naar het concert heeft ook een paraplu. Hoe doe je dat, daar net wel of net niet mee onder lopen? Het komt er alleszins op neer dat al het water netjes geconcentreerd in je nek loopt. Aangekomen is er alleen lekverlies. Je dacht even weg te zijn van de bliksems daarbuiten. Tot blijkt dat er binnen volop geflitst wordt. Tijdens het concert kan de natte broek door natuurlijke warmte opdrogen, wat tot een kleine dampkring leidt.

Er is keuze tussen een snellere, een tragere en een trage trein. De tragere is goed. Het reizen mag iets langer duren. De vrouw die tegenover je komt zitten bestookt zichzelf met hevige muziek, diep in haar oren geplugd. Herrie voor gevorderden. Je zou willen vragen of er een reden is, een verhaal of een fantasie die die muziek zou kunnen verklaren. Iets dat aannemelijk zou kunnen maken dat die muziek gekozen is. Maar ze staat al op, om te verdwijnen in het buiten, terwijl jij blijft zitten. Verder op weg naar huis. Door het landschap dat zich elke dag laat bekijken.

Er zijn nog zeven punten te bespreken. De vermoeidheid heeft het overgenomen aan alle kanten van de tafel. Geduldig wordt toch alles afgewerkt. Het verzet is eerder opgegeven, het lichaam is al over die breedtegraad.

Met een hard lichaam de nacht ingaan. Weten wat er zal gebeuren, maar er niet aan denken. Wat moet zal wel. En zo gebeurt. Een eerste maal wakker, als in een kleine tornado. Even van boord gaan, om weer terug te keren. Erop vertrouwen dat het anders zal zijn. Een tweede maal wakker, midden in een hevige droom. Die je verwart, maar vooral geruststelt. Alles is er nog. En de windstilte heeft meer terrein veroverd. Er mag nog een eeuwigheid zijn voor het ochtend is.

De woorden willen niet. Ze vinden je niet. Ze zijn ergens daar. Ze glijden niet door je huid. Ze laten zich niet ontvangen.

De foto heeft zich verankerd in je hoofd. Ze heeft iets bereikt dat wachtte op gevonden worden. Er is een thuiskomst. Heel even lijkt het toch mogelijk om thuis te komen. Al lijkt het water gemakkelijker.

Het jongetje kijkt naar de grootmoeder. Die is rustig in de weer. Kleiner kun je wortelen niet snijden. Ze zullen ooit in de soep weer opduiken. Maar nu is er alleen dit. Alles is hier. Er is geen enkele reden om nu, op dit moment, van hier weg te gaan. Zwerven hoeft niet.

De muziek loopt door terwijl, ze weeft zich tussen de woorden. Onbevlekt verlangen naar New Orleans. Soepel maar nooit, zelfs maar even, leeg. Wie zo’n tedere maar doelgerichte toetsaanslag heeft, moet iets weten.

3 opmerkingen:

De kleine Aristocraat zei

.
De woorden willen niet. Ze vinden je niet.


Gelukkige woorden
die iemand vinden...
om zo gelezen te worden.

adelheid zei

De woorden zijn er.
De gevoelens zijn er.
Dank je.

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

Ik dacht hogerop iets te schrijven.

Over 'het uurwerk'
één van de eerste gedichten in de lagere school.

'Toe grootvader, geef het mij'.

Deze zin hangt als een zware mist in m'n hoofd. Nooit opgetrokken.

Ondertussen meerdere keren opa.

Gisteren nog las ik in:
'Haar lichaam weet het'. David Grossman.

En ik dacht aan jou.
Die schrijfstijl.

Juist, ja. Meer kan ik daar niet over zeggen ...