30 mei 2009

Het stroomt


‘Dit leek me de beste plek om te zitten, hier in het water. Hier kunnen we goed praten, het is alsof de dingen lichter wegen hier.’
‘Ik voel me alleen een beetje verlegen.’
‘Dat hoeft niet, helemaal niet.’
‘Ik wou al langer met je praten. Het lijkt alsof je iets weet.’
‘Dat denk ik niet eigenlijk. Maar misschien maakt het niet uit.’
‘Als je van hieruit de dingen ziet, dan lijkt alles zo rustig. Alsof alles een plaats heeft. Alsof er een samenhang is. Maar in mijn hoofd is dat zo anders soms. Dan is het alsof ik nergens in pas.’
‘En passen al die anderen er dan wel in?’
‘Toch veel. Of anders voelen ze het niet. Heb jij nooit het gevoel dat je op een verkeerde plek bent terechtgekomen of zo?’
‘Het is minder geworden. Misschien vind ik het niet meer zo erg om alleen te zijn, bij wijze van spreken. Er zijn natuurlijk veel mensen en zo, maar je bent toch alleen, ik toch. Af en toe is het alsof ik er vrede mee heb gesloten.’
‘Weet je dan altijd waar je naartoe wilt? Weet je wat je bestemming is?’
‘Nee, helemaal niet. Ik denk dat ik de vraag niet meer stel. Hoe ik de dingen doe, dat is belangrijker geworden dan waar ik naartoe ga. Het heeft lang geduurd eer ik dat besefte.’
‘Is dat het litteken daar?’
‘Ja, hier en hier. Er was een gat daar, en nu is het weer dicht.’
‘Mag ik eens voelen?’
‘Ja, doe maar.’
‘Doet het pijn?’
‘Nee. Soms is er een herinnering daar in de huid, en die doet pijn. Maar meer is er niet.’
‘Je had dood kunnen zijn.’
‘Ja. Dat besefte ik pas later. Het is raar hoe de dood het leven gemakkelijker kan maken.’
‘Soms zou ik willen weten waar ik moet zijn. Soms denk ik dat er ergens een plek is waar alles van me af zal vallen, en waar ik zal weten dat ik eindelijk thuis gekomen ben.’
‘Misschien ben jij zelf die plek wel.’
‘Maar het lijkt zo weinig. Er zijn nog zoveel tochtgaten in mij. Alles waait er doorheen.’
‘Maar die gaten zijn wel van jou, en ze zijn mooi. Misschien zijn ze wel belangrijker dan wat er omheen is.’
‘Ben jij nooit bang dan?’
‘Natuurlijk wel, meer dan me lief is.’
‘Gaat dat niet over?’
‘Ik denk het niet. Maar dat is niet zo erg.’
‘Ze zeggen soms dat alles wat je zoekt er al is. Het is zo moeilijk om dat te aanvaarden.’
‘Ze zeggen ook dat je niet moet zoeken om te vinden. Ik begrijp het nog altijd niet helemaal, maar er klopt iets van.’
‘Ik dacht vroeger dat het anders zou zijn. Dat je op een bepaald moment zou beseffen dat je daar was waar je wou zijn, maar dat is niet zo.’
‘Nee, dat is niet zo. Maar op een bepaalde manier wordt het dolen minder erg.’
‘Het kan dus ook minder pijn doen?’
‘Ja, soms toch.’
‘Het water is goed. Je had gelijk, het maakt de dingen lichter.’
‘Vroeger hadden we zo’n vloeiblad, in het roze, voor onze pen. En als je de punt van je pen ertegen hield, dan vloeide alles uit. Als ik in het water zit, is het alsof ik zelf een beetje mag uitvloeien. Het lijkt soms zelfs alsof je uitgevloeid dichter je natuurlijke staat bereikt.’
‘Het valt me op dat dit alles me eigenlijk wel rustig maakt. Ik had het nooit gedacht. Ik zou er ook nooit op gekomen zijn om dit zo te doen.’
‘Ik heb het ook moeten leren.’
‘Dit uur van de dag heeft iets van troost in zich. Hoe het licht zich terugtrekt. Het is alsof iets je vraagt om alles even toe te dekken. Gewoon, zoals je je klaarmaakt om te gaan slapen, en je alles van de dag van je aflegt. Zo zou het toch moeten, denk ik. Het lukt me niet altijd.’
‘Wil je nog blijven hier?’
‘Ja, nog even, als dat niet erg is.’
‘Nee, het is goed, we blijven nog.’

Geen opmerkingen: