02 mei 2009

Een rimpel nalaten


Wat zou je willen nalaten, als je ineens uit het leven zou verdwijnen? Misschien een glimlach af en toe op het gelaat van wie je kende. Dat zou al heel veel zijn. En af en toe een verhaal waarin je naam wordt genoemd.

En ’s avonds ga je naar de rand van het water, daar waar de zee het land betast, daar waar ze zich in elkaar uitstrekken. En je ziet de rimpel op het water. Misschien ben jij dat wel. Het wateroppervlak heeft zich even verdicht. Het water zocht zichzelf op, omarmde zichzelf. Voor heel even. Je zou kunnen geloven dat de mogelijkheid tot rimpels de bestemming is van het water. Misschien wil de rimpel voor heel even de illusie van zichzelf geloven. Zolang het duurt. Je ziet alles bewegen op het water. Misschien ben jij dat wel.

Soms kun je hunkeren naar de zee. Misschien is het de zee in jezelf. Misschien is het een herinnering aan dat moment waarop het water vergeten is dat er een zelf is geweest. Het kan je overvallen op een late namiddag. Wanneer je lichaam tot vermoeide pijn is herleid. Wanneer iemand je vraagt of er wel genoeg gelukkige momenten in je leven zijn. En je niet meer weg zou willen gaan van de plek waar je op dat moment bent beland. Wanneer de weg van daar naar huis alleen maar eindeloos kan zijn. Dan kan het gebeuren. Dat je jezelf van alles zou willen ontdoen wat de wind kan tegenhouden. Om daarna te verdwijnen in de zee, om terug alleen maar zee te worden.

Stel je voor dat je erin zou slagen een goed mens te zijn, zo heel af en toe, op een onbewaakt moment. En stel je voor dat iemand dat zou opmerken. Om het later, na de glimlach, heel even een keer te vermelden. Misschien kun je dan verdwijnen in de adem van de tijd, zonder erfzonde.

De mens is gedoemd tot verhalen. Dat lot is ook zijn of haar grootste vrijheid. Er is een universum vol verhalen. Ze omvatten je. Ongemerkt bewegen ze in en uit de plek die jij bent. Je kunt ze zien, als je lang genoeg wacht, op een stille middag. Alle verhalen. En hoe je daarin zult verdwijnen. Zodra ze je opnemen is het alsof alle verhalen zich even herschikken. Hongerig kijken ze naar dat andere dat ze zelf ook zijn. Heel even is het stil. Tot de nieuwe verhalen die nu kunnen ontstaan zich beginnen te vormen. Misschien is dat het hoogste wat je zou kunnen bereiken in een leven, de mogelijkheid om een verhaal te zijn.

Misschien is het mogelijk. Na lang wachten. Dat je, langer dan even, niemand kunt zijn. Dat je niets bezwaart, niets neemt, niets herleidt. Dat je niet oordeelt. Dat je alleen het getij zou zijn. Dat zoeken zou je kunnen verzoenen.

En hoe je dan zou moeten bewegen. Hoe je zou moeten gaan. Hoe je zou moeten kijken en aanraken. Hoe je lichaam doorwaadbaar zou moeten worden.

Alles wat je doet, doet ertoe. Wat je eerst overvalt en naar adem doet snakken, blijkt daarna vol troost te zijn.

Misschien maakt het het falen draaglijk. Omringd als het wordt door water.

Soms zijn er momenten waarop je denkt dat je er iets van begrepen hebt. Dat al dat wachten tot iets heeft geleid.

Misschien is de schoonheid een vorm van mededogen. Heel even lijkt er een kier te zijn. Heel even kun je zien wat je daarvoor enkel kon vermoeden. Alsof het je gegund wordt. En wat dat met je doet.

Geen opmerkingen: