17 februari 2010

Dichtbij

‘Ik las gisteren nog een stukje van iemand die zei dat we als mens een soort transparant lichaam rondom ons hebben. Het zou om ons heen hangen, zoals een doorzichtige jas. Het zou verklaren waarom je soms het gevoel hebt dat iemand te dicht bij je staat, ook al raakt die je niet aan. Ik weet niet zo goed wat ik van de rest van dat stuk moest denken, maar dat ene beeld is me wel bijgebleven.’
‘Geloof jij dan ook dat dat zo is?’
‘Nee, niet bepaald. Eigenlijk gaat het me er niet om of dat klopt of niet, het beeld is wel interessant. Hoe voel je wanneer iemand te dichtbij is, of niet dichtbij genoeg? Dat fascineert me wel.’
‘Het is raar hoe je bij iemand altijd wel op een of andere manier aanvoelt hoe dicht hij of zij mag komen. Het is verschillend tussen mensen onderling, en het kan ook nog eens per persoon erg verschillen van dag tot dag.’
‘Ja, dat klopt. Soms wil je dat iemand die je goed kent, en die je graag ziet dicht, maar niet te dicht komt. Misschien tot aan dat lichaam rondom jou, niet verder.’
‘Hoe je het ook noemt, je kunt soms wel een soort gloed voelen rondom iemand. Als je daar je hand houdt, dan is het alsof je na een tijd iets voelt. Of zoiets.’
‘Ik herken dat wel eigenlijk. Zo kun je ook, wanneer iemand op zijn of haar buik ligt, trage bewegingen maken boven de rug, zonder de huid aan te raken, en na een tijd gaat die ander dat ook voelen.’
‘Ja? Is dat echt zo?’
‘Ik heb het toch al eens gevoeld.’
‘En was het niet gewoon je verbeelding?’
‘Wat maakt dat uit? Ik voelde het wel.’
‘Ja, wat maakt het eigenlijk uit. Soms denk ik ook dat je wanneer je in die binnenste zone komt niet meer terug kunt. Niet dat je vastplakt of zo, maar wel dat je dan in een zone van vertrouwen komt. Dat klinkt nu zo stijf, maar je weet wel wat ik bedoel.’
‘Ik denk dat je gelijk hebt. Je voelt ook goed wanneer je echt niet wilt dat iemand daar komt. Soms zit je op de trein of in de schouwburg zo dicht op elkaar dat je niet kunt kiezen. Met de ene is het dan alleen maar een beetje benauwend, en zou je willen dat het voorbij is. Met de andere is het net goed, en kun en wil je alleen maar dichterbij komen. Of gewoon je weerstand achter je laten en die zones rondom je in elkaar laten schuiven.’
‘En als dat gebeurt, dan is het alsof je verandert.’
‘Ja, dat is zo.’
‘Waar denk je aan?’
‘Ik denk aan geuren, ik weet niet hoe ik daar nu ineens op kom, maar mensen die je heel dierbaar zijn ruik je ook. En er is iets als met dat in elkaar schuiven. Want die geuren kunnen ook veranderen. Iemand zit tegenover je of naast je, en komt niet speciaal dichterbij of zo, en toch verandert die geur ineens, en ruik je iets wat je daarvoor niet rook. Ken je dat?’
‘Ja, dat ken ik. Het is grappig, ik had daar gisteren nog over zitten nadenken, hoe dat nu eigenlijk zou komen, en nu begin jij er ook over.’
‘Het zal voorbestemd geweest zijn. Misschien lopen onze hoofden ook ergens in elkaar over, zonder dat we het beseffen.’
‘Ja ja, dat zal wel.’
‘Ik denk dat we soms zo snel bewegen, en vaak al met ons hoofd zijn bij wat komt, waardoor we al die dingen niet merken. Niet kunnen merken zelfs. Soms verlang ik ernaar, om alleen nog zo te leven dat de wind als het ware door je heen kan waaien. Dat je zo ontvankelijk bent – of alleszins dat je dat gemakkelijker kunt zijn wanneer je dat wilt – dat je al die dingen meteen opmerkt. En dat je er vrij in en uit kunt bewegen.’
‘Ik hoor je dat al lang zeggen, eerlijk gezegd. Waarom doe je dat dan niet?’
‘Misschien doe ik het al wel, maar er is ook nog een soort angst denk ik.’
‘Waarvoor dan?’
‘Tja, dat weet ik niet zo goed. Ik denk wel dat ik er langzaam naartoe groei, en zo stilaan ook dichter bij mezelf kom. Je kunt die onzichtbare jas rondom je hard maken, maar ik verlang ernaar dat die zacht wordt, waardoor ik zelf ook anders zal gaan bewegen en zo.’
‘En ben je dan bang om te doen wat je eigenlijk al lang weet dat je moet doen?’
‘Ja, dat is het. Zoals steeds heb je weer helemaal door waar het over gaat denk ik.’
‘Je bent wel grappig eigenlijk. Als je jou een beetje kent, is het allemaal zo duidelijk. De kunst is denk ik vooral een manier te vinden om die dingen tegen jou te zeggen op een zodanige manier dat je ze ook hoort.’
‘O jee, het wordt nog erger hier vrees ik. Zullen we toch maar snel van onderwerp veranderen?’
‘Dat dacht ik niet, we beginnen nog maar pas.’

Geen opmerkingen: