28 februari 2010

De stilte


Hoe je lichaam zelfs op de stilte voor de storm kan reageren. Het is raar. Zou het niet beter zijn je, bijna gelaten, over te geven aan de orde der dingen? Zo ga je in onderhandeling met je eigen lichaam. Zou het niet beter zijn dat verlangen naar stevige muren die alles weerstaan gewoon los te laten, zoals je het verlangen naar alles wat zou kunnen blijven ook los moet laten? Aan mooie woorden heb je niet veel, denkt iets onder je huid. Het is niet anders.

Misschien moet je wel in de wind gaan lopen, ver van alles. En voelen hoe je overeind blijft. Nauwelijks misschien, maar toch. Zou dat helpen tegen het verlangen om terug te keren naar een plek waar alles stopt? Waar je kunt blijven. En vanwaar dat idee van terugkeer? Ben je er dan ooit al eens geweest? Of is ook dat een illusie?

Misschien is het de oudste droom die ons doorheen de eeuwen is doorgegeven. Dat we ooit thuis zullen komen. Na de omzwervingen over de zeeën, tussen monsters en sirenen. Misschien zouden er geen verhalen zijn in de wereld als die droom geen droom was.

Soms zie je iemand die het niet erg lijkt te vinden om zwerver te zijn. Nooit op weg naar huis. Thuis is waar je je hoofd legt. En alle andere woorden die dan steeds terugkomen. En soms denk je dan dat de anderen meer zwerver zijn. Ze zoeken meer en vinden minder.

Zou je het je lichaam kunnen leren? Om zich te bevrijden van dat deel van zichzelf? Of zou het antwoord enkel in de aanraking liggen? Je leest een artikel over hoe zelfs de kleinste aanraking een verschil kan maken. Een wereld van verschil.

Soms denk je dat thuiskomen een verhaal is dat je jezelf vertelt. Je doet de deur open, en zegt dat je de dingen herkent. Voor je je hoofd buigt bij het einde van de dag zeg je dat het goed geweest is, dat je dankbaar bent voor het leven dat bij je bleef. Je zegt dat je jezelf even uit handen zult geven aan de slaap in vertrouwen dat de dag nadien ook op je zal wachten. Je zegt dat het huis al die tijd over je zal waken. En je gelooft het. En zo doe je het elke dag opnieuw. Misschien is dat wel genoeg.

Soms is het de tijd die het je leert. Door het leven gaan is dan als lang genoeg in de wind blijven wandelen. En langzaam vertrouwen dat het wel zal lukken. Dat je af en toe zelf je eigen huis zou kunnen zijn. Dat de wind niet weg zal gaan kun je dan langzaam tot je toelaten.

Misschien zijn we geworpen in eenzaamheid, zonder verschil. En zijn het enkel de verhalen die ons beschutten. Je kijkt elkaar in de ogen en zegt: vertel nog eens een verhaal, het maakt niet uit welk, maar vertel nog eens een verhaal. Het is een geheime afspraak die je samen hebt ondertekend.

En toch blijf je verlangen. Dat het anders zal zijn, daar waar je zult zijn. Misschien is ook dat goed genoeg.

Je neemt je voor traag te dansen. Je armen de beweging van de zee te laten volgen, of van de zon die op en neer gaat. Net zo lang tot de zachtheid terugkeert. Weer het woord terugkeren. Of het een verhaal is, of toch echt een oorsprong, dat wil je niet weten. Wat niet te weten is, hoef je ook niet te weten. Meer dan gissen hoeft er niet te zijn.

En je denkt hoe je je daarna zou onderdompelen in het warme water. Voor een keer dan toch. En hoe alle spelonken zouden dichtslibben. Tot je weer uit het water opstaat. Met minder pijn, zodat het verlangen gemakkelijker wordt.

En je denkt aan alle anderen die daarbuiten zijn, ergens onderweg, of ergens binnen. Nog niet thuis. Je zou hen uit de wind willen houden. Zou je dan toch soms een huis voor een ander kunnen zijn? En kan het je verzoenen met je eigen thuisloosheid?

Meanderend omheen de waarheid is een deel van je lichaam woord geworden. In dat verdwijnen is het gebleven. En zo blijft er minder wind over.

1 opmerking:

Tricky zei

weer een pareltje Jan, ik word er stil van... heel stil...