14 februari 2010

De dingen zijn dichtbij



Soms moet je wachten op de woorden. Gewoon kijken naar het landschap dat aan je voorbij trekt. Of naar je handen, die ineens ouder geworden zijn, zo denk je. Ze komen wel naar je toe. In een of andere vorm. De dingen zijn dichtbij. Die zin komt uit het niets tot bij jou. De woorden willen je iets zeggen. Pas later zul je weten wat.

Het lichaam moet soms zichzelf terugvinden. Leek even verdwaald. Misschien moest je net iets eerder opstaan dan goed was. Misschien was het goed geweest om traag in te dag te schuiven, en alles op zijn plaats te laten vallen. Je zou voelen hoe je aarzelend weer met jezelf zou gaan samenvallen. In trage rituelen van stilte en bewegingen die niemand ziet. Maar het is anders. Je moet het huis uit. Er moet een trein genomen worden. Je vertrekt als een hoop fragmenten, niet wetend of je terug versmolten zal aankomen, daar waar die trein weer stopt. Niet denken, niet oordelen, jezelf afleiden naar enkel de woorden of enkel de beweging, dat is de enige weg. Als springen in het onbekende, jezelf uit handen geven, verdwijnen zonder te weten of je nog terug komt. Dat is de beste manier om ook echt terug te komen, en zelfs bijna niet meer te weten hoe je vertrok. Het blijft moeilijk. Maar misschien wordt het toch gemakkelijker met de tijd.

Soms blijven dromen hangen, langer dan even. In de ene ben je zelf overgeleverd aan een vreemde stad. Er lijken oneindig veel routes om via het spoor deze stad binnen te rijden. Je moet te snel uitstappen, zonder tijd om je schoenen aan te trekken, met kleren die te warm zullen zijn, en niet allemaal in je rugzak kunnen. Er blijken ook weer oneindig veel kanten aan het stationsgebouw, dat lijkt te veranderen terwijl je er omheen loopt. In de andere is iemand die je zeer dierbaar was ook overgeleverd, aan het onbekende. Hij is daar ergens, alleen. Zou op die plek door iemand worden opgehaald. Je hoort niets, en gaat op zoek. Je vindt de familie die hem moest ophalen, ze hebben niets gedaan. En je weet dat hij daar ergens moet zijn, in een land waar hij niemand kent, de taal niet spreekt, en nu dus reddeloos verloren zal zijn.

De bus probeert te vertrekken van het station. Die morgen is er weer verse sneeuw bij gekomen. De wielen proberen vaste grond te zoeken. Je voelt hoe ze verliezen wat ze zoeken, nog voor ze het gevonden hebben. Er wordt iets gevraagd aan ons. Is het trouw? Is het overgave? Een andere manier van ademen? Of enkel een niet vergeten? Niet vergeten dat je aards bent, zou het kunnen zijn.

Mooie foto’s in een boek. Ze maken je klein en verlegen. Wat zoek je? Niets. Ze zijn er gewoon. Misschien is daarom elke foto zo veel. Eens een foto er is, is het moeilijk te bedenken dat ze er niet had kunnen zijn. Ze was er al. Het duwt je achteruit. Je kunt alleen maar kleiner zijn dan die foto.

De trein zal zo vertrekken uit het station. Het spoor licht diep beneden. In dit stuk van de wagon is het licht stuk. Er is alleen een beetje schemer. De woorden op het blad van het boek laten zich vermoeden, bijna verlangen. Je moet wachten, in de beweging. Deze tunnel zal voorbij gaan, net als de nacht of een onweer. Je kijkt alleen naar waar de woorden zijn, waar ze zouden moeten zijn. En dan sluipt het licht naar je toe. Het neemt je over als een aangename siddering onder je huid. De woorden ontstaan in het boek, dat nog steeds in je handen ligt. Ze waren er al, maar nu zijn ze er echt, aanraakbaar. Ze zullen bij je blijven tot het einde van de rit.

Je leest het boek. Het verhaal laat zich langzaam openen. Verhalen als grondlagen, die je langzaam doorkruist. Misschien is het in je huid niet anders, en laten de verhalen zich niet zomaar zien. En tussen de zinnen laten sommige woorden zich plots vinden. Over de grond die rood kleurt, of al rood was, altijd al. Misschien willen de woorden je iets zeggen.

De trein nadert zijn bestemming. De man en de vrouw staan in de deuropening te wachten. Zij staat achter hem, en slaat teder haar arm om hem heen. Ze legt haar hoofd tegen zijn brede rug. Als het nu zou waaien hier in de trein zal ze veilig zijn, niets kan haar gebeuren.

De dingen zijn dichtbij.

Geen opmerkingen: