07 februari 2010

Doe maar met de hand

Ik had haar al een paar keer zien zitten, daar aan het loket. Nou ja, zo’n open loket, in het station. Ze was me al eerder opgevallen. Er zijn van die mensen die aan dat loket zitten en je een treinticket kunnen verkopen zonder een enkele keer in je ogen te kijken. Ze blijven kijken naar het scherm, of naar hun toetsenbord, of zelfs naar het ticket in hun handen. Maar zij dus niet. Ik weet niet hoe het bij anderen was, maar als ik bij haar voor een ticket ging, keek ze me altijd diep in de ogen. Een keer had ik daardoor bijna gezegd dat ik naar Bratislava moest, terwijl ik eigenlijk gewoon naar Brecht moest, al heet dat dan station Noorderkempen. Maar goed, zij dus.

Die middag was het heel rustig in het station. Meer zelfs, er was eigenlijk niemand die stond aan te schuiven, al waren er drie mensen die op hen zaten te wachten aan de loketten. Toen ik haar zag, concentreerde ik me dubbel en dik op mijn bestemming. Ik moest naar Gent, en wilde niet zeggen dat ik naar Genève wilde.

Ze vroeg me of ik even tijd had. Ze wees me erop dat de trein naar Gent toch twintig minuten vertraging had. “Laat die andere mensen maar aanschuiven bij Josée en den Edmond. Ik wou al langer een keer met u praten, ik heb u al vaak gezien hier, en volgens mij bent u wel iemand die goed kan luisteren. U ziet er alleszins niet gevaarlijk uit of zo. Grapje!”

Nu wil het geval dat ik me, in het kader van de goede voornemens voor 2010, heb voorgenomen om steeds open te staan voor alle mooie dingen die zomaar op mijn weg komen. Ik zei dus dat ik alle tijd had. Zij gaf me snel mijn ticket voor Gent, en legde me uit dat ze daarna zou doen alsof ze allerlei ingewikkelde dingen aan het opzoeken was voor mij, zoals hoe ik naar Kuala Lumpur kon met de trein, met zo weinig mogelijk overstappen.

Het bleek dat ze Guinevere heette. “Ja ja, ik weet al wat u gaat zeggen. Iets over Arthur en zo, en dat ik zeker wel een femme fatale zal zijn, en hoe geweldig mijn leven wel zal zijn. Ik moet u zeggen meneer, dat valt dik tegen. Die naam heeft me nog niet veel geluk gebracht, laat staan een Lancelot. Heette ik maar Conny, of Isabel, of gewoon Elisabeth. Nou ja, je moet het doen met wat de natuur en je ouders je gegeven hebben, zeg ik wel eens.” Ik wou nog even zeggen dat de natuur alleszins goed haar best had gedaan, kwestie van beleefd te zijn, en ook positief karma op te bouwen, maar deed het toch maar niet.

“Weet u, ik zit hier eigenlijk wel graag. Ik kijk graag naar de mensen die hier elke dag komen. Alleen jammer dat iedereen altijd zo gehaast is. Maar je ziet echt alles, mooie mensen, lelijke mensen, verstrooide mensen, droevige mensen, alles is er. En dan probeer ik me altijd voor te stellen waar ze naartoe gaan, of waar ze vandaan komen. Misschien zijn ze blij dat ze weg zijn van thuis, omdat het veel te koud is in de badkamer, en de kinderen van de buren te veel lawaai maken. Misschien zijn ze op weg naar een rendez-voushotel voor de eerste afspraak met hun geheime minnaar. Misschien gaan ze naar de stad om zich daar te buiten te gaan in de solden aan nieuwe lingerie of schoenen. En als ik het me zo voorstel, dan worden al die mensen interessant. Ik heb ooit een boek gelezen waarin stond dat alles een kwestie van beelden in je hoofd is. Als je maar wilt, kun je zelfs van je bezoek aan de tandarts een opwindend gebeuren maken.”

Over dat ding met de tandarts moest ik toch nog even nadenken, eerlijk gezegd. Maar, zoals ik pas van iemand had gehoord: alle schoonheid en geluk, ze liggen zomaar voor het rapen, voor je neus. Ik bleef dus geïnteresseerd luisteren, en deed mijn best om een geheel ontspannen houding aan te nemen, wat niet geheel lukte met die stijve nek en schouders, maar het leek er toch al een beetje op.

“Wat is dus wou vragen, aan u, is het volgende. Elke week komt hier een man om een ticket te kopen. Hij neemt altijd een andere bestemming, maar komt wel elke week op dezelfde dag en hetzelfde uur. Ik kan me voorstellen dat Josée hem niet zou opmerken, maar ik vind hem geweldig. Hij komt ook altijd aan dit loket. Sinds ik dat doorheb, regel ik mijn shift altijd zo dat ik steeds hier zit, op die dag en dat uur. En dan kijk ik hem diep in de ogen. Maar hij hapt niet echt toe, hij is een beetje verlegen denk ik. Ik kan me dat wel voorstellen, ik ben het ook, eerlijk gezegd. Maar nu heb ik me voorgenomen om hem aan te spreken, en hem te vragen of we eens kunnen afspreken. Samen een koffietje gaan drinken na mijn shift of zo, of eens naar de film of de tentoonstelling van Frida Kahlo, de gewone dingen. En ik heb me zitten afvragen hoe ik dat best zou overbrengen. Aan den Edmond moet ik daarover geen raad vragen, dat is wel duidelijk denk ik als je hem ziet. Echt een prima collega, maar voor zo’n dingen moet je niet bij hem zijn. Ik dacht dus een brief te schrijven, een goede ouderwetse brief. Op mooi papier, met een vulpen, en netjes in een omslag en zo. Dat is misschien uit de tijd, maar ik ben van het romantische type. Ik ben zo blij dat er weer nieuwe afleveringen van Grey’s Anatomy op tv zijn, u moest eens weten. Dan zit ik al een kwartier te vroeg klaar, met mijn dekentje, en een glas rode wijn. Ik zit hier maar te tateren, maar wat ik eigenlijk wou weten van u: is dat een goed idee, zou u denken dat die man het fijn zou vinden om een brief te krijgen? Misschien gaan ze dat binnenkort allemaal met zo’n iPad doen, maar dat vind ik maar niets. Een brief, zo’n echte brief, misschien wel met een lekker geurtje erin, zou dat een goed idee zijn?”

Ik voelde dat dit een belangrijk moment zou worden, dat de loop van de geschiedenis mogelijk zou beïnvloeden. Ik keek haar op mijn beurt lang in haar – het moet gezegd – erg mooie ogen, en zei: “Guinevere, ik denk dat dat een heel goed idee is. Die man gaat niet weten wat hem overkomt, maar hij gaat zeker overstag. Zeker doen dus. Maar nu moet ik eigenlijk wel mijn trein naar Genève halen, hij wordt net omgeroepen. Vertel me later maar hoe het afgelopen is.”

Geen opmerkingen: