22 april 2011

Dorothea

Ik zag haar lopen, met een groot bord in haar handen, in de buurt van het station. Ik was op weg naar huis, na een productieve werkdag. Op het bord stond in twee talen een boodschap van verlossing, of zoiets. Het was me niet meteen duidelijk. Maar het moest iets met god te maken hebben, daarover kon geen twijfel bestaan. Terwijl ze haar best deed om statig te stappen, keek ze beaat naar een punt ergens schuin omhoog.

Ik vroeg haar of ze al wat resultaat had met haar tocht. “Ik probeer nog zoveel mogelijk zielen te redden, dat is wat ik doe. En volgens mij is Goede Vrijdag wel een goede vrijdag daarvoor.” Die subtiele woordspeling leek me het verst dat ze zou gaan qua wereldse humor.

“Ik weet zeker dat de Heer mijn bestemming is. Al het leed dat ik hier op aarde meemaak, zal evaporeren zodra ik kan opstijgen naar mijn volgende leven, mijn ware leven.” Ze leek het met iets te veel nadruk te zeggen, alsof ze er toch nog een beetje aan twijfelde.

Dat het toch een hele geruststelling moet zijn, zei ik, zeker weten dat je naar de hemel zult gaan, en zo. Verlost van aardse kwellingen, omgeven door een schare engelen. (Of ze me trouwens ook even kon uitleggen wat zo’n schare nu eigenlijk is. Of dat gewoon een hoopje is, of meer een soort formatie, in nette rijtjes of zo.) Dat die hemel voor mij niet echt hoeft. Stel je voor dat al die engelen lelijk zijn, en de hele dag zitten te zagen over de kleur van hun nagellak, dan zit je daar wel. Dat ik me had verzoend met mijn tijdelijkheid, en sindsdien volop had gekozen voor een wild leven. In mijn hoofd dan toch. Soms.

“Tja, geruststelling. Zo simpel is het nu ook weer niet. Je moet je hemel ook verdienen. En ik ben er toch nog niet helemaal gerust in, als ik eerlijk mag zijn.” Daarbij zag ik toch enige twijfel in haar ogen. Die stond haar trouwens wel goed, die twijfel, ze leek ineens een stuk aardser.

“Ik probeer me zoveel mogelijk te laten inspireren door de levens van de heiligen, ook die van mijn naamgenote. En zo probeer ik op de juiste weg te komen. Dat lukt allemaal behoorlijk goed, maar ik heb nog twee afwijkingen die ik maar niet afgeleerd krijg: baarden en chocolade.”

Baarden en chocolade? Wat moest ik me daar bij voorstellen?

Ze sloeg haar ogen neer – zo gaat dat bij dit soort verheven vrouwen, ze slaan hun ogen neer, ook nooit helemaal begrepen waar dat vandaan komt, maar ook dat is een andere discussie natuurlijk – en begon te vertellen. We waren ondertussen even gaan zitten op een muurtje, in de schaduw. Ik was van plan diezelfde namiddag nog een nieuw flesje sunblock te kopen, dus moest ik zeker nog even uit de zon blijven.

“Ja, baarden, dat wil eigenlijk zeggen mannen met baarden. En eigenlijk wil dat dan weer zeggen heftige seks met mannen met baarden. Het klinkt misschien een beetje raar als je mij ziet, maar het is nu eenmaal zo. Mannen met baarden vind ik onweerstaanbaar. En eens ze dicht genoeg bij me zijn, is er niets meer aan te doen. Dan ga ik in totale overgave. Niets aan te doen. Er zijn mannen die hun verstand verliezen, of iets anders in hun prefrontale hersenkwab of zo, als ze een vrouw zien met een stukje kant in haar decolletĂ©. Raar alleszins, maar bij mij is het zoiets met die baarden.”

Ik deed mijn best om me er iets bij voor te stellen, maar het lukte niet echt.

“Ik probeer er wel voor te zorgen dat ik niet meer dan vijf minnaars heb. Dat wordt anders toch wat te ingewikkeld om georganiseerd te krijgen. En als het je niet zou lukken je er iets bij voor te stellen, de waarheid is dat ze zelf naar me toe komen. Alles kan ik je er niet over vertellen, maar ik schijn iets te kunnen met mijn tenen wat geen enkele andere vrouw kan, en die mannen worden er helemaal wild van. Blijkbaar vertellen ze dat verder aan elkaar, want zodra ze me in ontklede staat zien, kijken ze direct naar mijn tenen. Terwijl kijk ik alleen maar naar die baard, dus zo blijft het wat in balans.”

Ik begon me steeds meer zorgen te maken over de chocolade, haar tweede afwijking.

“Ja, en die andere afwijking, daar schaam ik me wel voor. Ik heb een weke plek voor Kinder Surprise. Je kent dat zeker wel. Ik heb thuis een hele kast vol met van die beeldjes en zo die in die eieren zitten. Er is trouwens ook een heel netwerk van mensen die die dingen verzamelen en ruilen. In dat netwerk ben ik heel actief. Er zijn jammer genoeg niet zoveel mannen met baarden die ook van Kinder Surprise houden, anders zou ik nog naar een heel nieuwe, interstellaire dimensie van genot kunnen overgaan.”

Dat uitstel van genot en verlangen ook wel iets heeft, zei ik nog. De voordelen van mijn saaie en zo bekeken behoorlijk kuise bestaan begonnen me steeds aantrekkelijker te lijken. Qua chocolade ben ik toch voor een ander kwaliteitsniveau dan die sullige eieren, maar dat zei ik er maar niet bij. Ze glimlachte nauwelijks merkbaar, en ik zag hoe ze enkele tranen moest inslikken.

Ineens stond ze op, nam haar bord weer vast, en gaf aan dat het tijd was om weer aan het werk te gaan, het zielenwerk dus. Ze draaide zich nog even om en fluisterde me toe dat ik altijd mocht overwegen om een baard te laten groeien. Ik zei iets over de nood aan open vizieren en mijn afkeer van zonnebrillen en andere verhullende hoofdbedekkers, maar ze was al weg.

Ik spoedde me naar het perron, en zag dat de trein net binnenkwam. Ik nestelde me bij het raam, met mijn kranten, klaar om even te verdwijnen in de rit naar huis, blij dat de werkweek er weer op zat.

Geen opmerkingen: