Je man gaat ervan door met een jonger exemplaar. The same old story, zou je zeggen. En dat zegt de vertelster van dit boek ook tegen zichzelf. Ze trekt zich terug, in een warme oase waar mannen afwezig zijn, en vindt daar iets van zichzelf. Niet zozeer ‘terug’ misschien. Je zou je met zo’n thema meteen een lichtjes clichématige film kunnen voorstellen, waarbij je al de eerste minuut voelt hoe alles zal verlopen. Je zou je in dat geval veilig nestelen in dat patroon, niet van plan je door iets te laten verrassen. Die film is The Summer Without Men, het nieuwe boek van Siri Hustvedt niet geworden, gelukkig. Toon en opbouw zijn anders, en zorgen er zo mee voor dat dit een mooi boek is geworden.
Mia Fredricksen, een vrouw van halverwege de vijftig, schrijft poëzie en doceert erover aan universiteit. Ze krijgt te horen van haar man, na dertig jaar huwelijk, dat hij nood heeft aan een ‘pauze’ in hun huwelijk. Die pauze is van het Franse en jonge soort en beschikt over een stel behoorlijke borsten, zo komen we te weten. Mia gaat helemaal door het lint, en belandt voor een tijdje in de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis.
Nadat ze daar weer is vertrokken, trekt ze voor de zomer naar de streek waar ze opgroeide. Haar oude moeder woont daar nog. Ze huurt een huisje, en laat zich langzaam maar zeker onderdompelen door wat bijna een vrouwenwereld lijkt. Haar moeder wordt omringd door een groepje van oude vrouwen. Samen blijven ze kranig overeind aan de rand van hun eigen sterfelijkheid. Ze gaat een zomercursus poëzie geven aan een groepje jonge meiden, die scherp en in de war zijn, zoals meiden van die leeftijd. En ze maakt kennis met haar jonge buurvrouw, die af en toe verdrinkt in de zorg voor haar twee kleine kinderen, en niet erg gelukkig lijkt met haar vaak afwezige man. Tussendoor krijgt ze soms berichtjes van haar man in pauze, van haar dochter, en van een geheime mailer.
De verhalen van al die vrouwen weven zich door het verhaal. Mia leert haar moeder anders kennen, ze wordt toegelaten in de tot dan verborgen wereld van een van de vriendinnen van haar moeder, ze ziet zichzelf terug in de turbulenties van die jonge meisjes in haar klas, ze voelt hoe de kleine kinderen van haar twijfelende buurvrouw iets losmaken wat verdwenen leek, ze is zelfs op een merkwaardige manier gefascineerd door de rare mails die ze blijft ontvangen. Elk verhaal lijkt iets los te maken, lijkt iets te veranderen. En dat veranderen is dan vooral iets als: dingen zien die er eigenlijk al waren, maar die ook een stuk van jezelf kunnen zijn. De beweging die zo ontstaat, zorgt voor een soort rust en vertrouwen.
Zo bekeken zou het kunnen lijken alsof het verhaal iets te zeer ‘geconstrueerd’ is. De andere personages worden in die redenering, netjes verdeeld over verschillende generaties, geïntroduceerd om telkens andere facetten te illustreren. In een vlakke of traditionele vorm zou dat misschien wel zo zijn. Maar Hustvedt pakt het anders aan. In haar glasheldere, en vaak subtiel tragikomische stijl laat ze het boek bijna dartel heen en weer bewegen. En zo krijg je zicht op het boek als ‘constructie’. Verhalen over personages worden soms plots afgesloten. Waar je een langere beschrijving zou verwachten, komt die er net niet. De vertelster weeft allerlei beschouwingen over kunst en psychologie door de verhalen heen. En de vertelster vraagt aandacht voor de ‘kunstmatigheid’ van haar eigen verhaal, door de lezer rechtstreeks aan te spreken. Conventies van klassieke romans, met hun al even klassieke ‘volledige’ personages mengen zich zo in het boek. Net als films, die met hun personages en opbouw ook af en toe opduiken. Het zorgt ervoor dat je als lezer telkens tegelijk het verhaal en het boek ziet. Die ‘constructie’ lijkt iets te willen zeggen over identiteiten, wat meteen een hoofdthema is in het boek.
Doorheen het boek lijkt Mia een ander zelf te leren kennen. Het is alsof ze beseft dat ze als vrij cerebrale vrouw onvoldoende zag dat het leven voorbij ging in een schijnzekerheid. Ineens ging haar man weg, en ineens besefte ze hoezeer het wegvallen van die zekerheid haar fundamenten deed wankelen. Maar waar haar man een pauze neemt om weg te gaan, iets anders te zoeken, om uiteindelijk terug te komen naar wie hij was daarvoor, lijkt zij te beseffen dat ze kan veranderen door te blijven. Alle elementen waren er al, ze moest ze (her)ontdekken door de zomer zonder mannen. Er gaat een vanzelfsprekende kracht uit van de vrouwen die haar daar omringen. Wie ze is, Mia/I am, moet niet bevochten worden, het is er, in alle beweeglijkheid. Het maakt het haar ook gemakkelijker om met mildheid te kijken naar zichzelf en naar haar man, die probeert de weg naar haar terug te vinden.
The Summer Without Men is een mooi boek, dat op een frisse en transparante (het is alsof er hele tijd licht tussen de woorden schijnt) manier veel zegt over liefde, verlies en identiteit. Het is misschien een minder ‘noodzakelijk’ boek dan een roman als What I Loved, van dezelfde schrijfster. Maar we zien hier een schrijfster aan het werk die met grote beheersing en plezier een verhaal dat op zich misschien redelijk clichématig had kunnen zijn uitwerkt tot een boek dat op subtiele wijze diep gaat, tegelijk speelt met de conventies van verhalen en boeken en zo een heel eigen kracht vindt.
Mia Fredricksen, een vrouw van halverwege de vijftig, schrijft poëzie en doceert erover aan universiteit. Ze krijgt te horen van haar man, na dertig jaar huwelijk, dat hij nood heeft aan een ‘pauze’ in hun huwelijk. Die pauze is van het Franse en jonge soort en beschikt over een stel behoorlijke borsten, zo komen we te weten. Mia gaat helemaal door het lint, en belandt voor een tijdje in de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis.
Nadat ze daar weer is vertrokken, trekt ze voor de zomer naar de streek waar ze opgroeide. Haar oude moeder woont daar nog. Ze huurt een huisje, en laat zich langzaam maar zeker onderdompelen door wat bijna een vrouwenwereld lijkt. Haar moeder wordt omringd door een groepje van oude vrouwen. Samen blijven ze kranig overeind aan de rand van hun eigen sterfelijkheid. Ze gaat een zomercursus poëzie geven aan een groepje jonge meiden, die scherp en in de war zijn, zoals meiden van die leeftijd. En ze maakt kennis met haar jonge buurvrouw, die af en toe verdrinkt in de zorg voor haar twee kleine kinderen, en niet erg gelukkig lijkt met haar vaak afwezige man. Tussendoor krijgt ze soms berichtjes van haar man in pauze, van haar dochter, en van een geheime mailer.
De verhalen van al die vrouwen weven zich door het verhaal. Mia leert haar moeder anders kennen, ze wordt toegelaten in de tot dan verborgen wereld van een van de vriendinnen van haar moeder, ze ziet zichzelf terug in de turbulenties van die jonge meisjes in haar klas, ze voelt hoe de kleine kinderen van haar twijfelende buurvrouw iets losmaken wat verdwenen leek, ze is zelfs op een merkwaardige manier gefascineerd door de rare mails die ze blijft ontvangen. Elk verhaal lijkt iets los te maken, lijkt iets te veranderen. En dat veranderen is dan vooral iets als: dingen zien die er eigenlijk al waren, maar die ook een stuk van jezelf kunnen zijn. De beweging die zo ontstaat, zorgt voor een soort rust en vertrouwen.
Zo bekeken zou het kunnen lijken alsof het verhaal iets te zeer ‘geconstrueerd’ is. De andere personages worden in die redenering, netjes verdeeld over verschillende generaties, geïntroduceerd om telkens andere facetten te illustreren. In een vlakke of traditionele vorm zou dat misschien wel zo zijn. Maar Hustvedt pakt het anders aan. In haar glasheldere, en vaak subtiel tragikomische stijl laat ze het boek bijna dartel heen en weer bewegen. En zo krijg je zicht op het boek als ‘constructie’. Verhalen over personages worden soms plots afgesloten. Waar je een langere beschrijving zou verwachten, komt die er net niet. De vertelster weeft allerlei beschouwingen over kunst en psychologie door de verhalen heen. En de vertelster vraagt aandacht voor de ‘kunstmatigheid’ van haar eigen verhaal, door de lezer rechtstreeks aan te spreken. Conventies van klassieke romans, met hun al even klassieke ‘volledige’ personages mengen zich zo in het boek. Net als films, die met hun personages en opbouw ook af en toe opduiken. Het zorgt ervoor dat je als lezer telkens tegelijk het verhaal en het boek ziet. Die ‘constructie’ lijkt iets te willen zeggen over identiteiten, wat meteen een hoofdthema is in het boek.
Doorheen het boek lijkt Mia een ander zelf te leren kennen. Het is alsof ze beseft dat ze als vrij cerebrale vrouw onvoldoende zag dat het leven voorbij ging in een schijnzekerheid. Ineens ging haar man weg, en ineens besefte ze hoezeer het wegvallen van die zekerheid haar fundamenten deed wankelen. Maar waar haar man een pauze neemt om weg te gaan, iets anders te zoeken, om uiteindelijk terug te komen naar wie hij was daarvoor, lijkt zij te beseffen dat ze kan veranderen door te blijven. Alle elementen waren er al, ze moest ze (her)ontdekken door de zomer zonder mannen. Er gaat een vanzelfsprekende kracht uit van de vrouwen die haar daar omringen. Wie ze is, Mia/I am, moet niet bevochten worden, het is er, in alle beweeglijkheid. Het maakt het haar ook gemakkelijker om met mildheid te kijken naar zichzelf en naar haar man, die probeert de weg naar haar terug te vinden.
The Summer Without Men is een mooi boek, dat op een frisse en transparante (het is alsof er hele tijd licht tussen de woorden schijnt) manier veel zegt over liefde, verlies en identiteit. Het is misschien een minder ‘noodzakelijk’ boek dan een roman als What I Loved, van dezelfde schrijfster. Maar we zien hier een schrijfster aan het werk die met grote beheersing en plezier een verhaal dat op zich misschien redelijk clichématig had kunnen zijn uitwerkt tot een boek dat op subtiele wijze diep gaat, tegelijk speelt met de conventies van verhalen en boeken en zo een heel eigen kracht vindt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten