10 april 2011

Het verglijden

‘Wat ben je aan het doen?’
‘Ik was eigenlijk een brief aan het schrijven. Naar jou.’
‘Naar mij?’
‘Ja, het zat al langer in mijn hoofd.’
‘Waarom dan? Zijn er dingen die je niet kunt zeggen?’
‘Het klinkt allemaal wat heftiger dan het is misschien, maar soms denk ik dat er te veel dingen zijn die we niet zeggen tegen elkaar. Niet dat dat dingen zijn die we niet zouden kunnen zeggen. Het is ook niet zo dat ik geheimen zou hebben of zo, helemaal niet.’
‘Wat was er dan?’
‘Onlangs zat ik op de trein, en naast me zaten drie oudere mensen. Ze kwamen elkaar daar tegen, en begonnen uitgebreid bij te praten. Het viel me op hoe ze eigenlijk op een merkwaardig lucide manier spraken over het ouder worden. Over hoe er steeds meer mensen wegvallen, over hoe ze bewust omgaan met de tijd die ze nog hebben. Het viel me ook op hoe ze elkaar aankeken en aanraakten.’
‘Maar jij zegt toch ook altijd alles, dat denk ik toch.’
‘Ik weet het niet. Ik kreeg ineens schrik. Soms lijkt het alsof de tijd gewoon voorbij gaat, terwijl we het nauwelijks hebben over de dingen die echt belangrijk zijn. En ik wou dat er toch iets zou zijn voor jou.’
‘De dingen gaan toch goed, zo voelt het toch voor mij.’
‘Ja, dat is wel zo. Maar soms ben ik bang dat er iets van de liefde verloren zal gaan. De liefde die er was. Ze heeft zich genesteld in de plooien van de tijd. En als er iets zou gebeuren met mij, zou ze daar ook kunnen verdwijnen. Je denkt ook altijd dat je je de stem van een ander zult blijven herinneren, maar soms is dat niet zo. Iemand sterft, of verdwijnt, en ineens stel je vast dat je niet meer weet hoe haar of zijn stem klonk. Het is iets in die aard.’
‘Ik ben eigenlijk niet zo bang dat ik iets zal vergeten, hoe zou dat kunnen?’
‘Ik weet het niet. Soms weet ik niet hoe jij kijkt naar toen.’
‘Waarschijnlijk voel ik niet meteen de drang om die dingen te verwoorden. Ik laat ze gewoon zijn.’
‘Mij maakt het soms zo onrustig allemaal. En daarom was ik aan die brief begonnen, zodat er altijd iets zou zijn voor jou, wat er ook gebeurt.’
‘Je bent lief. Het is typisch iets voor jou om zoiets te doen. Misschien ga ik er wel te gemakkelijk over allemaal. Ik wil altijd vooruit, dat denk ik toch. Stilstaan doe ik niet graag. In de spiegel kijken ook niet. Vroeger kon ik het wel beter, maar het werd minder met de jaren. Misschien probeer je jezelf te overtuigen dat je steeds verder moet doen.’
‘Wringt het dan nooit?’
‘Toch wel, maar ik probeer er niet te veel aandacht aan te besteden.’
‘Voelt dat dan echt goed?’
‘Dat weet ik niet, dat is een te moeilijke vraag denk ik.’
‘Sorry, ik mag niet te veel aandringen, dat is niet goed.’
‘Misschien is het wel goed, misschien heb je wel gelijk.’
‘Ik zat te luisteren naar die oude mensen, en het was alsof ik me schaamde. Ik besefte ineens: ik doe maar alsof het allemaal gewoon doorgaat, alsof ik nog alle tijd heb, en dat is niet zo natuurlijk.’
‘Misschien moet je je brief gewoon afwerken nu, en moet ik er ook een schrijven. Het is lang geleden dat ik nog een brief heb geschreven.’
‘Dat zou wel heel bijzonder zijn. En gaan we die dan lezen van elkaar?’
‘Dat weet ik nog niet, misschien wel.’
‘Ja, misschien wel. Laten we het nog open laten voorlopig.’
‘Weet je, ik denk meer over toen dan ik laat blijken af en toe. Maar ik mag dat niet te veel doen, het mag niet te veel in het nu komen. Begrijp je dat?’
‘Ja, dat begrijp ik wel.’
‘Het is goed. Laten we eerst wat eten nu. Wat heb je gemaakt?’
‘Ik heb dat recept met die zoete aardappelen nog eens gemaakt. Dat was heel lekker de vorige keer.’
‘O ja, dat herinner ik me nog. En ik heb een fles bij, en ik heb veel tijd.’
‘Veel tijd, daar hou ik wel van.’
‘Zo mag ik het horen.’

Geen opmerkingen: