02 april 2011

Trage groei

‘Wat was er dan?’
‘Die plantjes, heb je die gezien?’
‘Ja, natuurlijk. Geweldig.’
‘Ik vind het vooral heel spannend. Het is alsof ik niet weet wat ik nu moet doen. Ze staan daar in die bakjes te groeien. En nu moet er binnenkort iets gebeuren.’
‘Het is toch niet moeilijk. Je moet nog even wachten tot ze groot genoeg zijn. En in de bakjes de kleinste eruit halen, zodat alleen de grote overblijven.’
‘Ik had eigenlijk helemaal niet verwacht dat ze zouden groeien hier bij mij.’
‘Waarom niet bij jou?’
‘Ik weet het niet, ik dacht dat dit geen goede plek zou zijn, omdat ik er ben. Maar eigenlijk doen ze het helemaal zelf, blijkbaar, groeien.’
‘Misschien willen ze toch graag hier zijn, dat zou toch kunnen.’
‘Het is alsof het nu in mijn handen ligt, en om een of andere reden beangstigt me dat. Het slaat nergens op, ik weet het, maar het is zo.’
‘Het is een goede plek hier, aanvaard dat maar gewoon. Je gaat dat heel goed doen, daar ben ik zeker van.’
‘Ik ben heel blij dat je er bent. Gisteren heb ik nog van je gedroomd. En toen wist ik dat ik je moest bellen.’
‘En was het een mooie droom?’
‘Ja, het was een mooie droom. Meestal wel eigenlijk.’
‘Ja, dat zal wel. Ik geloof er niets van, maar goed.’
‘Het is zo, en het zal wel altijd zo zijn, geloof dat maar.’
‘Soms zou ik willen dat ik iets zou kunnen zeggen zoals jij dat kunt. In het algemeen, bedoel ik. Soms zou ik veel willen zeggen, en ik weet dat jij dat ook zou willen, dat ik dat zou doen, maar het lukt me niet.’
‘Ik weet het. En ik weet dat je dat ook goed zou doen, ook al maakt het je bang misschien.’
‘Laat me maar, het is zoals het is.’
‘Gaat het wel?’
‘Ja, het gaat wel. Zullen we nog enkele plantjes doen? We kunnen al enkele potten klaarmaken.’
‘Dat is goed. Dan moet je me alles nog maar eens uitleggen. Als ik je bezig zie daar, dan geeft me dat altijd een groot gevoel van vertrouwen, op dat moment.’
‘Maar dus niet als je alleen bent?’
‘Nee, blijkbaar niet.’
‘Dan kun je het ook vertrouwen, wees maar gerust. Je moet er gewoon zijn, een beetje zorgen, opletten, en laten voelen dat je er bent. Meer niet. Met mensen kun je het wel, dan zal dit ook wel gaan.’
‘Wie weet. Heb je trouwens nog iets gehoord van je dochter?’
‘Ze heeft me een kort berichtje gestuurd gisteren. Ze zit nu in de bergen. Veel wil ze niet kwijt. Ik begrijp het wel natuurlijk, maar soms is het ook moeilijk.’
‘Misschien moest ze dit nu doen, in haar eentje. Je zult het wel merken als ze terug is, ze zal je wel vertellen op een of andere manier waar de reis haar gebracht heeft.’
‘Ik hoop het. Ik weet soms toch niet of ik het allemaal wel goed gedaan heb.’
‘Je hebt het heel goed gedaan, neem dat maar van mij aan. Je bent een heel goede moeder.’
‘Je zegt dat vaak, maar ik ben daar echt niet zo zeker van, eerlijk gezegd.’
‘In je kinderen kom je ook jezelf tegen, en misschien was dat niet altijd gemakkelijk.’
‘Nee, dat was echt niet gemakkelijk. De dingen van jezelf waar je zo graag van af wilde, die zie je dan ineens opduiken in je eigen kinderen.’
‘Misschien is het voor je dochter ook wel een beetje zo. Dat ze zichzelf van op een afstandje ziet, heen en weer getrokken. Tussen dingen die ze graag zou willen, en dingen die ze liever niet zou willen zien.’
‘Waarschijnlijk. Ik zou soms ook wel een beetje afstand willen, om goed te kunnen kijken. Maar nu ook weer niet zoveel afstand als nu.’
‘Ik denk dat het jullie allebei goed zal doen.’
‘En jij?’
‘Wat?’
‘Gaat het echt wel goed met jou?’
‘Ik denk het wel. Er is veel veranderd in mij, al weet ik niet altijd goed wat, en nog minder waar het naartoe leidt. Ik weet wel dat ik andere dingen aan het doen ben, op een of andere manier.’
‘Misschien hoort dit daar wel bij. Misschien heb je tot nu moeten wachten om alles hier nu voor je te zien.’
‘En wat moet ik dan doen?’
‘Het gewoon aanvaarden, denk ik. En dan zul je wel zien waar het je naartoe brengt.’
‘Misschien moet ik dat maar proberen.’
‘Doe dat maar, je zult het goed doen.’

Geen opmerkingen: