29 april 2011

Je weet het nooit


Een heel bijzonder gesprek met een heel bijzonder iemand. Het blijft door je hoofd gaan. Het maakt je klein en kwetsbaar, maar ook warm en heel dankbaar. En wat het met je doet.

Soms vallen de plooien van de tijd goed. Het is alsof je langzaam iets te weten komt, wat er altijd was, maar wat wachtte op woorden misschien. Of gewoon op het juiste moment. En het geeft je iets van rust, naast alles wat je niet weet, nooit zult weten.

Ook al kun je niet helen, en zul je dat nooit helemaal kunnen aanvaarden, je kunt soms iets heel maken. Heel voorzichtig kun je zien waar je ook kunt komen.

Waar je nog heel bent, en waar je littekens zijn. Je kunt het soms in elkaars handen leggen, in elkaars herinnering. En zo drijft het in de tijd, lichter geworden. Misschien is het schroom, misschien is het gewoon weten, misschien is het liefde.

Hoeveel tijd heb je, in het leven, ook dat weet je nooit. Die mensen die je ontmoet, en waarvan je weet dat je met hen iets deelt dat kostbaar is. Doe je ooit genoeg, zeg je genoeg, ben je genoeg bij hen, je weet het nooit.

En het falen. Misschien leert de tijd je iets, misschien begrijp je het anders, en is het goed zo, zoals het liep, kon het niet anders geweest zijn.

Dat je elkaar ergens tegenkomt, en alleen al daardoor iets verandert in een ander, en hoe een ander dat bij jou doet. Je bent een beetje in elkaars rivier gaan stromen. En de rivier is een beetje anders gaan stromen. Je kunt het zien als je ernaar kijkt. Misschien blijft dat over. Misschien is dat het landschap dat je zult zien als de tijd daar is.

Wat je voor een ander zou willen, wat je een ander zo graag zou gunnen of geven, het kan je overhoop halen, telkens weer. En dat je armen waarschijnlijk te kort zullen zijn, het benadert je, telkens weer.

Je ziet hoe anderen in jou zijn komen wonen. Ze hebben er hun plekje gezocht, ergens bij het raam, of in een veilig hoekje, ver weg van de wind. Je loopt even door het huis, en vraagt of het overal warm genoeg is, of er geen tocht is, geen lek. Alleen dat huis wil je zijn.

En alles wat je niet kunt zeggen. Of misschien nog niet. Soms is er te veel nog niet gezegd. En soms is er net genoeg al wel gezegd, waardoor het minder erg is als alles niet meer gezegd wordt. Dat is toch beter, denk je.

Of je het goede doet en deed. Of je ooit een stap in die richting zult zetten, en zult weten dat het zo is. Je weet het nooit.

En terwijl je praat, en ook nog daarna, denk je: zo mooi kan de tijd zijn.

Soms is het alsof je de dingen ziet bewegen, en de woorden even traag. Je kunt ze allemaal zien. Ze zouden er allemaal toe kunnen doen. Het vervult je.

Of je het genoeg laat zien, aan de tijd, of je daar staat waar je dan zou moeten staan, je weet het nooit. Misschien is dat soms niet zo erg meer, denk je. Misschien is het tijd om dat te aanvaarden. Soms toch.

Geen opmerkingen: