09 juni 2011

De hele dag



‘Lig je goed? Heb je het niet koud?’
‘Nee, het is allemaal goed. En jij? Kun je wel alles zien?’
‘Ja hoor, wees maar gerust.’
‘Waar denk je aan?’
‘Wil je dat weten?’
‘Ja, eigenlijk wel. Maar vertel anders maar iets, dan geloof ik zeker dat je daaraan dacht.’
‘Heb je dat soms ook, dat je bezig bent om herinneringen te maken.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Dat er een moment is, of een plek, of wat dan ook. En dat je denkt: ik moet nu heel goed kijken, heel goed luisteren, en ook heel goed ruiken. Omdat je weet dat er dan iets aan het gebeuren is dat je helemaal zou willen kunnen oproepen later. Omdat je weet: dit nu zal mijn of ons leven bepalen, en door wat ik nu doe, zal ik kunnen voorkomen dat ik het ooit vergeet.’
‘Nee, toch niet. Op zo’n momenten wil ik niet nadenken.’
‘Ben je dan niet bang? Dat het zal verdwijnen?’
‘Nee, ik ben niet bang. Ik vertrouw er wel op dat zal blijven wat goed is.’
‘Ik niet, denk ik. Misschien ben ik wel altijd bang dat ik elk moment weer alles kan verliezen.’
‘Maar kijk eens naar ons. Het is toch niet verloren gegaan, of wel?’
‘Uiteindelijk niet, dat klopt.’
‘Waarom maak je je dan zoveel zorgen?’
‘Soms, midden in de nacht, of ergens onderweg, is het ineens alsof de grond onder mijn voeten weg is, alsof ik helemaal niet meer weet waar ik naartoe moet. Alsof ik niet meer zal weten of ik het juiste huis zal binnengaan. Alsof ik niet weet wie die persoon is die tegenover me zit en doet alsof ze me kent. En dan kan ik teruggaan naar die goed opgespaarde herinneringen.’
‘De afdeling herinneringen voor noodgevallen dus.’
‘Ja, zoiets.’
‘Ik heb dat eigenlijk nooit zo echt gedaan. Misschien kijk ik meer vooruit, en jij meer achteruit. Hoewel.’
‘Wat?’
‘Ik heb ook wel van dat soort rituelen. Zoals jou horen vertellen. Als ik je te lang niet zie of hoor, dan kan dat ook ineens toeslaan. En dan wil ik gewoon je stem even horen, en nog liever horen hoe je een verhaal vertelt. En dan wordt alles weer rustig.’
‘Ja? Dat is wel lief.’
‘Jij kunt me ook altijd weer aan het lachen brengen. Dat is heel bijzonder. Niet vergeten.’
‘Dat is wel altijd zo geweest. Jij bent ook iemand die ik graag wil doen lachen.’
‘En je doet dat goed. Je blijft kijken, is het niet?’
‘Ja. Als je een mooie foto van iemand maakt, dan is dat dat ene moment. Je zou direct daarna een andere foto kunnen maken, ook mooi, en ze zou helemaal anders zijn. Mensen die al die foto’s in zich hebben, die zie ik graag. En dan wil ik ook graag al die foto’s zien. Of er toch genoeg zien, zodat ik altijd in staat zal zijn alle andere te dromen.’
‘Ik denk wel dat mensen die jou niet goed kennen soms een beetje bang worden. Je kijkt heel intens altijd.’
‘Ik kijk ook vaak weg, net daarom waarschijnlijk.’
‘Maar bij mij hoef je geen schrik te hebben.’
‘Ik weet het.’
‘Weet je, vroeger had ik het soms moeilijk met de herinneringen in mijn lichaam. Je ziet in de spiegel hoe het verandert, hoe het de dingen van de tijd draagt. Nu vind ik dat goed, mooi zelfs. Soms dan toch.’
‘Ik ben er altijd van overtuigd geweest dat het landschap zich kan herinneren wie er liep. Ook al gaat de wind erover, en de regen. Op een of andere manier zal dat altijd blijven. Ook al zie je er niets meer van. Dat vind ik een troostende gedachte. Misschien is het met de huid niet anders.’
‘O ja, dat is zo. Maar soms besef je niet dat de herinneringen er nog zijn. Of wil je dat niet beseffen. Het ene moment wil je niet dat er ineens iets van toen opduikt in het nu. Het andere moment ben je dan toch eigenlijk blij, dat het niet weg is, ook al kan het je uit je evenwicht brengen.’
‘En misschien kan je lichaam zelfs dingen onthouden wanneer je hoofd dat al lang niet meer kan. Als dat zo zou zijn, zou het ook een troostende gedachte zijn.’
‘Het is nog te vroeg om dit al te weten. Nog veel te vroeg.’
‘Ja, dat is zo, je hebt gelijk. Ik wil het soms gewoon weten, die dingen.’
‘En als je nu eens probeert niets te willen weten.’
‘Nu?’
‘Ja, nu.’
‘Maar dan alleen nu. Straks niet meer.’
‘Tenzij het straks ook weer nu zal zijn natuurlijk.’
‘Ja, in dat geval wel.’
‘Zullen we dat dan afspreken?’
‘Ja, dat lijkt me een goed plan.’
‘En voor ik het vergeet…’
‘Sjjjjt, jij zult niets vergeten, zwijg nu maar.’

Geen opmerkingen: