16 juni 2011

Even niet

Het is druk op de trein. Alles zit in de knoei, door een ‘persoonsongeval’, zoals men dat steeds noemt. Nog net van wagon veranderd, het was veel te warm in die ene. Eigenlijk wilde je zo min of meer in algehele stilte weer naar huis rijden. Maar het is niet zo. Het groepje mensen dat rondom je komt zitten heeft blijkbaar andere plannen. Vooral die ene man. Hij zal wel de gangmaker zijn op het werk. Hij praat voortdurend, te luid, te macho. Zijn uitgesponnen brutale grappen over de mens die waarschijnlijk zijn of haar leven verloren heeft in dat station dat je langzaam nadert zijn kwetsend. Maar het gaat maar door. Even niet, hoop je. Even zwijgen, een moment stil voor wat er gebeurd is, dat moet toch kunnen. Misschien zou dat mooier zijn dan nu ook nog luid te zagen over de bus die zal gemist worden. Misschien ligt het aan jezelf, ben je gewoon te moe, ben je niet gemaakt voor het vlot intermenselijk verkeer. Misschien mis je elke aanleg voor gezelligheid in groep. Eindelijk aangekomen in het thuisstation hoor je zijn stem nog steeds tussen de grote hoop mensen die de trap afdaalt.

De man staat gebukt over de vuilnisbak. Hij heeft er een doos uitgehaald, en scheurt er stukjes af. Hij is zo dichtbij, in dezelfde ruimte, en toch is hij in een andere wereld, zo lijkt het. Ooit moet het anders geweest zijn, waarschijnlijk toch. Ooit was hij misschien ook gewoon deel van een gezin, waren er mensen die op hem wachtten, kon hij ergens naartoe gaan waar iemand de deur voor hem open deed en hem binnen vroeg. Hij kijkt niemand aan, en sloft verder. Ergens naartoe. Of toch niet.

Op deze plek in de straat kwam je al enkele keren het jonge koppeltje tegen. Al drie keer liep zij met tranen, terwijl hij wezenloos voor zich uit keek, naar iets, nergens. Het lijkt zo’n zonde. Je zou iets willen zeggen: jullie zijn nog zo jong, geniet van de liefde, met al je poriën. Er is iets. Maar ze laten elkaars hand toch niet los. Je zou willen dat het voor anderen wel allemaal lukt.

Je denkt aan de vriendin die haar moeder verloor. Ze is er niet meer. Hoe je even niets wist te zeggen aan de telefoon. En dat toch had willen doen.

Het is gelukkig veel stiller hier in de straat dan in de trein. Je zou willen dat je grootmoeder even terug zou komen uit die andere wereld waar ze al lang naartoe is. Je zou haar lang aankijken, daarna haar arm nemen, en rustig verder gaan door de straat. Met alle tijd. We hebben alle tijd, je zou het nog eens zeggen, en ze zou vaagjes glimlachen. En je zou alles vertellen. Alle verhalen. En je zou een grap maken over hoe dun haar haar geworden is, en dat ze nu toch wel een beetje kaal begint te worden. En ze zou zeggen dat jij veel moet zeggen. En je zou alles eindeloos herhalen, het zou niet geven. Je zou alle auto’s van de wereld tegenhouden zodat ze veilig en in haar tempo de andere straat over zou kunnen steken. En voor je thuis was, zou ze je zeggen dat het tijd was om weer te vertrekken.

Je denkt weer aan de man die die ochtend op de trein zo mooi zat te vertellen over zijn eerste kindje dat hij binnenkort zal krijgen. Over de kinderkamer die nog niet klaar is. Over hoe het zal zijn.

Terwijl je over de kasseien loopt probeer je de melodie te herkennen die de beiaardier aan het spelen is. Je denkt aan de beiaard, en aan de rode magneetjes die de elastieken moesten tegenhouden waar de partituren achter stonden.

Hoe zou het zijn met de tomatenplantjes? Zouden ze weer zijn gegroeid vandaag, terwijl jij ver weg was? Goed dat ze er zijn. Onverstoorbaar.

Je gaat even kijken naar de nieuwe brug, die nu al bijna klaar is. Je zag die ochtend hoe men de stukken erop legde. Het waren enkele balken over het water. En nu is het een brug geworden. De ruimte wordt anders.

Je zou willen dat je huid en je hoofd leeg zouden lopen. Bevrijd van alles. Helemaal doorwaadbaar.

Je bent bijna thuis. Je stopt even om te kijken naar de bloemen op het terras. Je stopt even voor je de sleutel in de deur steekt. Je denkt aan die mens van het ongeval. En je zou iets verontschuldigends willen zeggen over die man in de trein. Je buigt even het hoofd, beweegt even niet, en gaat dan naar binnen. Het is hoog tijd om eten te maken, en alle dingen te doen die nog moeten gebeuren.

Geen opmerkingen: