Ze groeien gewoon rustig door. Daar op de uitbreiding van je huis. Het stuk dat je erbij kunt verlangen. Al is het er ook gewoon. Ze groeien gewoon. Alsof het zo mag zijn. Wat het resultaat van dat groeien zou kunnen worden, weet je. Maar waarom ze het doen, weet je niet. Je moet ons een beetje water geven, maar verder doen we het zelf wel hoor, hoor je ze denken. En dat je gewoon moet vertrouwen.
Je ziet de kleine kinderen spelen in het gras. Nu, vandaag, kan er helemaal niets mis gaan, denk je. Alles is er. Hoe ze naar elkaar kijken. Hoe ze ervan genieten in elkaars buurt te zijn. Dat de dingen zo vanzelfsprekend kunnen zijn, het blijft je verbazen. Misschien heb je ergens onderweg een trein gemist. Misschien moet dit een oase zijn. Misschien is het alleen maar, in dit nu.
Je ziet de foto’s van die kleine meid die een grote meid geworden is. Geruisloos. Terwijl je erbij stond, soms toch. Je was erbij toen ze haar eerste stap zette. En nu is ze al bijna klaar voor de grote wereld. Toch niet helemaal, hoop je stiekem. Toch liever nooit helemaal. Dat ze haar hele leven kan blijven zeggen ‘later als ik groot ben’, dat zou niet slecht zijn.
Je vindt een foto terug. Op die foto is ze nog een kind. Nu is ze een vrouw geworden. Op de achterkant van de foto staat een datum. Je begint te tellen. In je hoofd lijk je rustig van toen naar nu te kabbelen. Voor haar is het meer dan de helft van haar leven. De jaren van het groeien. Bij nader inzien klopt het kabbelen ook helemaal niet. Je wijst jezelf terecht in de innerlijke dialoog. Je somt op wat er in al die jaren gebeurd is. Hoe je veranderde. Het zal wel zijn, geef je als antwoord. En toch denk je even dat hier het drijven is, en daar het groeien. Wat zou je haar wensen, voor het grote leven? Alles natuurlijk, zeg je. Iets over geen schrik hebben om een beetje oud te zijn. Misschien maakt het het jong zijn niet gemakkelijker. Misschien leidt het soms tot een aarzelend moment van eenzaamheid. En misschien helpt het tegelijk wel om iets van wat jong was te behouden wanneer anderen je erop wijzen dat je het niet meer bent. Dat drijven niet echt iets voor haar is. Het klinkt altijd goed in een wens.
Ze groeien gewoon rustig door. Ook nu. Terwijl je zat te schrijven is er misschien ook wel weer een stukje bij gekomen. Helemaal begreep je dat wel niet als kind. Waar dat stukje dat erbij kwam dan zelf vandaan kwam. Het was niet dat er naast die plant een hoop stukjes voor erbij lag. Die stukjes werden er binnenin zomaar tussen gezet, of zoiets. Zoals wanneer je je uitrekt na je middagdut en dan ineens merkt dat je niet meer kleiner wordt. Dat het er zomaar bij is gekomen. Soms lijkt het zo snel te gaan, dat wat er gebeurt tussen twee momenten van kijken, dat je gaat geloven dat je het groeien zou moeten kunnen zien, als je maar goed genoeg zou kijken. Je hebt het nooit geprobeerd. Je ziet altijd het volgende moment. Niet hoe het van het ene naar het andere gaat.
Ooit groeide je zo snel dat alles begon te kraken. Sindsdien is het blijven kraken, dat lijf van jou. Alsof het groeien zelf iets was als met vleugels van was te hoog willen vliegen. Je beseft het niet tijdens dat groeien zelf. Het had ook niet anders kunnen gaan, waarschijnlijk. Wat het ook is, iets ervan begrijp je pas veel later.
Je ziet de foto’s van toen je een klein kind was. Je ziet wie je nu bent. In die beelden van toen lijk je al langzaam te groeien in wie je nu bent. Alles is er al. En als je ziet wie je nu bent, lijkt het alsof je langzaam aan het groeien bent in het beeld van een ander. Alsof je naar jezelf toe groeit om daarna verder van jezelf weg te groeien. Je groeit in de gezichten van wie voor je kwam. Je groeit in hun bewegingen, hun houdingen. Geruisloos. Terwijl je erbij stond, meestal toch. En ook dit keer weet je niet, waar het ene in het andere overging. Waar hier overgaat in daar, waar toen in nu, en nu in straks. Misschien is het ons niet gegeven om dat ooit te weten.
Ze groeien gewoon rustig door. Alsof ze iets weten wat jij niet weet. Alsof ze een nulpunt hebben bereikt in hun verlangen dat jou niet gegund is. Alsof hun zijn rust in een eindeloos bewegen, waardoor, toch een beetje, de tegenstellingen opgeheven zijn. Als jij straks gaat slapen, blijven zij even rustig waar ze zijn. Misschien hoef je je trouwens niet uit te rekken. Gewoon diep inademen, en niet helemaal uitademen. En daarna weer diep inademen, en niet helemaal uitademen. Misschien is dat de manier om ongemerkt te groeien, van binnenuit. Wie weet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten