‘Je bent mooi.’
‘Dat mag je niet zeggen, dat weet je.’
‘Dan zeg ik het niet, maar dat verandert er niets aan, en dat weet je ook.’
‘Het is al goed, laat maar. Ik doe wel alsof ik het niet gehoord heb.’
‘Ik heb hier nog iets voor je.’
‘Woew, is dat eigen kweek?’
‘Ja, ook een beetje tot mijn eigen verbazing. Ik dacht altijd dat er in mijn buurt niets zou groeien.’
‘Waarom denk je dat?’
‘Ik weet het niet, gewoon. Ik dacht altijd dat je daar een soort gave voor moest hebben, een gave die alleen aan vrouwen gegeven is, of zoiets.’
‘Wat een onzin.’
‘Ik kan het niet uitleggen. Ik dacht vroeger ook altijd dat er nooit iemand langer dan even bij me zou blijven. Het is ook zo gelopen, maar ik geloof ondertussen al niet meer dat het zo moet zijn.’
‘Stel je voor, je maakt vorderingen. Waar gaan we dat schrijven?’
‘Nergens, bij voorkeur. Maar vertel nog eens iets, eender wat.’
‘Ik heb niet zoveel verhalen, eerlijk gezegd. Ik zou kunnen doen alsof het wel zo was, maar bij jou lukt dat niet zo goed. Beschouw dat maar als een compliment.’
‘Er moet toch iets zijn. Waaraan heb je gedacht toen je op weg was naar hier?’
‘Dat ik nog een grote strijk moet doen.’
‘Is dat alles?’
‘Ik wou eigenlijk niet te veel denken.’
‘En is dat gelukt?’
‘Nee, niet echt. Maar het geeft niet.’
‘Gisteren moest ik nog aan je denken. Ik had ergens een verhaal gelezen waarin een man bijna gaat sterven. En hij overloopt in zijn hoofd alle mensen die belangrijk waren in zijn leven, en probeert te observeren bij zichzelf wat telkens het eerste is dat hij denkt bij die of die.’
‘En? Kwam ik er ook nog in voor, in jouw lijstje?’
‘Ja, toch wel, maak je maar geen zorgen. Er kwam veel tegelijk, maar een van de sterkste dingen was jouw geur.’
‘Mijn geur?’
‘Ja, blijkbaar zit die sterk verankerd in mijn hoofd.’
‘Mis je die dan soms?’
‘Ja, eerlijk gezegd wel. Soms zit je zo in de kamer voor je uit te kijken, en voel je je onrustig of in de war of gewoon verdrietig. En dan vraag je je af of er op dat moment iets zou kunnen zijn dat dat gevoel zou kunnen wegnemen. En soms kan het antwoord dan ook een geur zijn.’
‘Ik geloof het niet echt, maar het is wel een mooi verhaal.’
‘Wat doe jij, als je zo’n moment hebt?’
‘Ik doe vooral mijn best om niet te veel van dat soort momenten te hebben.’
‘En lukt dat altijd?’
‘Nee, vaak wel, maar niet altijd. Ik begin dan heen en weer te lopen, zou weg willen, naar buiten of zo. Het is gewoon wachten tot het overgaat meestal.’
‘Of je gaat in de tuin werken, is het niet?’
‘Ja, dat helpt ook wel. Na een tijdje buiten is het meestal gewoon verdwenen.’
‘Ik heb hier nog iets voor jou, dit vond ik nog terug bij het opruimen vorige week. Herken je ze nog?’
‘O ja, ik wist niet dat die nog bestond.’
‘Wat?’
‘Niets, ik weet even niets te zeggen, laat me maar.’
‘Zullen we gaan eten?’
‘Ja, dat is goed. Ik heb veel honger eigenlijk.’
‘Dat komt dan goed uit, want er is veel eten.’
‘Ik rook het al toen ik binnenkwam, je hebt weer je best gedaan, denk ik.’
‘Nou, het valt wel mee. Ik was wel een beetje zenuwachtig, eerlijk gezegd.’
‘Dat hoeft toch niet.’
‘Ik weet het. Ik vind trouwens dat we voor het eten eerst nog een wens moeten doen.’
‘Een wens, waarom?’
‘Stel je voor dat tijdens het eten ineens de wereld vergaat, dan hebben we nog een mooie gedachte voor het laatste moment. Ik zou natuurlijk ook ineens een hartaanval kunnen krijgen, door een te sterke herinnering aan jouw geur of zo. Of misschien slaat de bliksem wel in, recht in mijn hoofd.’
‘Je bent ook de plotse inval van een trosje dino’s nog vergeten.’
‘Inderdaad, daar zeg je iets. In elk geval, laten we iets wensen.’
‘Doe jij maar eerst, dan kan ik nog even nadenken.’
‘Oei, nu moet ik zelf ook iets zeggen. Ja, ik heb wel een mooie. Later, als we oud zijn, en alles gezegd en gedaan is, en als het toch al lang niet meer uitmaakt en zo, dan zou ik graag nog eens met jou een lange wandeling maken aan het strand, arm in arm. Hopelijk is er dan niet te veel wind, zoals die ene keer. Gewoon, dan lopen we daar, en vertellen nog wat, of vertellen niets, het maakt niet uit.’
‘Dat is een mooie wens.’
‘En nu jij.’
‘Niet gemakkelijk. Maar als de wereld dan toch zal vergaan, dan kan er wel iets. Als je nog eens droomt ooit, voor de wereld vergaat, wil ik nog wel eens in je droom op bezoek komen. Je mag zelf de droom kiezen, ik val wel binnen dan.’
‘Ook een mooie wens, en zelfs realiseerbaar. Maar weet ik ook zeker dat jij weet wanneer je in mijn droom bent?’
‘Ik denk het wel, zo’n dingen merk je toch altijd.’
‘Ja, dat is zo. En ondertussen staat al het eten op tafel, we kunnen beginnen.’
‘Mmmm, het ziet er weer lekker uit.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten