01 juni 2011
Louise
Ik zat net op de bank toen ze naast me kwam zitten. Moe, na een lange werkdag, met pruttelende computers en niet te verklaren onrust onder de huid. In de winkelstraat zat een man viool te spelen. Mooi, en met een sluipende melancholie die ik goed kon gebruiken, zoals zo vaak. Ik ging op de bank tegenover hem zitten. En Louise deed dat dus ook.
“Jij ziet er wel een vriendelijke man uit, als ik dat mag zeggen. Wel een beetje in de plooi. En dat haar mag dringend ook eens geknipt worden.”
Daar had ik niet meteen iets op te zeggen. Eigenlijk wou ik ook niet zoveel zeggen. Het idee van enkele dagen rust, zonder mensen om me heen, zonder iets te moeten zeggen tegen iemand, trok me erg aan. En die enkele dagen waren in mijn hoofd al begonnen, denk ik. Ik glimlachte even, en ze begon te vertellen.
“Die viool is een beetje droevig. Net zoals ik me voel nu. Ik dool al een tijdje door de stad, als je dat zo mag noemen. Dolen, ja, dat is het wel. En eigenlijk zou ik gelukkig moeten zijn, maar zo voelt het niet.”
Ze vertelde dat haar vriend en zij net die dag uit elkaar waren gegaan. Het zat er al een tijd aan te komen. Ze hadden nog zo hun best gedaan, maar het was niet te vermijden.
“Hij is geen slechte man, helemaal niet. Integendeel zelfs. Maar wij twee samen, dat werkt niet, om een of andere reden. We wisten het al lang, maar wilden het niet tegen elkaar zeggen, denk ik. We deden elkaar pijn, terwijl we dat helemaal niet wilden. En dan probeerden we het weer goed te maken, telkens opnieuw. Maar het is alsof je elke keer iets verliest bij al die kleine gevechten. Je komt weer terug bij elkaar, telkens weer, en het is alsof er ergens een hoekje afgebroken is of zo. Weg, en het komt niet meer terug, en je weet het. Allebei. En zo moet je met minder verder.”
Terwijl ze sprak, keek ze de hele tijd, bijna onbewogen voor zich uit. Geen tranen, maar wel vermoeide ogen.
“Ik heb lang nagedacht over een omschrijving van wat er met ons is gebeurd. En vanmiddag heb ik het gevonden. We hebben elkaar uitgeleefd, dat is het. Zoals met een oud huis, of met een hemd dat je zo mooi vond. Vorige week hebben we een hele nacht door gepraat. Alles gezegd wat er te zeggen was. Het was ontroerend, en mooi. Maar er kwamen geen tranen. Het was alsof ik al voorbij de tranen was. En toen hebben we de knoop doorgehakt.”
Ze stond op om wat geld te gaan leggen in de vioolkist van de man.
“Eigenlijk zou ik heel blij moeten zijn nu, maar het lukt me nog niet. Ik weet dat de volgende dagen de energie zal terugkomen. Ik voel het. Het zal zijn alsof langzaam maar zeker de zuurstof weer naar mijn hoofd komt. Maar vandaag is het er nog niet.”
Ik zei haar dat haar verhaal me deed denken aan iets wat ik enkele dagen daarvoor had gehoord. Bijna helemaal hetzelfde verhaal. Alsof het in de lucht hing.
“Misschien zoeken die verhalen jou wel op, wie weet.”
Ik vroeg of ik iets voor haar kon doen.
“Ja, eigenlijk wel. Ik zou het fijn vinden als je mee zou gaan nu, om ergens een glas champagne te gaan drinken. Niet meer dan dat, en ook niet meer dan één glas. Dat zat al lang in mijn hoofd, dat als dit ooit zou gebeuren ik dan een glas champagne zou gaan drinken. Maar ik durf het niet alleen. Ik heb het nooit gekund, en nu zal ik het misschien moeten leren. Maar nu kan ik het nog niet.”
Ik bedankte de violist nog, en toen vertrokken we. We vonden een tafeltje met een mooi uitzicht, en daar hebben we een glas champagne gedronken. Ze had me nog gevraagd of ik het niet erg zou vinden als we gewoon zouden zwijgen bij de champagne. Dat vond ik prima.
Toen onze glazen leeg waren, keek Louise me verlegen aan. Ze ging met haar hand door mijn haar, en vertrok toen, zonder om te kijken. Ik ben nog even blijven zitten, en vertrok toen ook. Tijd om naar huis te gaan.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
Ooit was er een tijd
dat ik hier dagelijks op een bank kwam zitten.
Een oud jongetje onder het lover van woorden.
Het was er koel. En je werd er warm van. Vanbinnen.
Toen kwam er een pijnlijke periode van verdriet in het leven van dat ventje.
Hij had gehoopt op, al was het maar, één woord van troost.
Maar dat kwam niet. Zelfs niet bij een 'nieuw jaar'. Dat op het oude volgde.
Het jongetje verloor zijn bank. En zijn geloof in warme woorden.
Maar oude jongetjes zijn altijd jong genoeg om van gedacht te veranderen ...
.
Dankjewel Uvi voor je reactie. Ik hoop oprecht voor jou dat het beter gaat met het verdriet en met alles wat voor jou belangrijk is. En hopelijk is de bank er nog.
jan
Een reactie posten