20 januari 2012

De herinnering van het licht

Je herinnert je het licht. En wat het doet. Zou het licht de dingen ook nog weten, zoals de herinnering van het landschap. Het herinnert zich wie er ooit was. En welke verhalen verteld werden.

Een ochtend. Dat het licht begint te keren, je merkt het al enkele dagen. Vanuit de trein zie je het. Het licht, het rode licht. Aan de rand van de wereld, daar waar de einder is. En je zou het aan iemand willen zeggen. Heb je het ook gezien? Heb je het licht gezien? Het rode licht? Het moet iets willen zeggen, denk je. Al weet je niet wat.

Het is nog donker in de straat, een andere dag. In dit stuk van de straat zijn er geen straatlantaarns te zien. Ze zijn er wel, maar ze zwijgen. Misschien houden ze het licht op, zoals je je adem kunt inhouden. Hoe zou het zijn? Zou het licht binnenin opgestapeld worden? Samengedrukt? Zou het bij overdruk kunnen ontsnappen, in een lichtexplosie? En waar zou het dan naartoe gaan?

Een avond, je zit nog te werken. Het licht lijkt je te troosten, een beetje toch. Hoe het licht traag neerdaalt op het hout van de tafel en rond de planten. Het is bij je gebleven. Je ziet de handen die deze tafel maakten. Je kunt ze even zien in de jouwe. Het licht weet het nog, en stelt je gerust.

Wakker worden in een droom. Iets met foto’s. En je ziet het licht. Hoe het hult en onthult. Hoe het beweegt. Je zoekt het licht in de ruimte. Het licht weet iets over de pijn die kan rusten in de huid. Maar zwijgt. Kijken is genoeg. En zoeken waar je even kunt blijven staan, met het licht rondom je.

Het voorzichtig bewegende licht van de kaars. Aanwezig in verdwijnen. Als traag verlangen. Het neemt de verhalen mee. Naar waar ze nooit verloren kunnen gaan. Daar zijn ze veilig.

Een vroege ochtend, op weg naar het werk. Overal zie je licht achter ramen. Mensen staan op, maken zich klaar, kleden zich aan of uit, zitten stil aan de tafel te eten, kijken naar buiten. De zwarte vrouw doet haar voordeur open en komt met haar fiets naar buiten. Achter haar is alles nog donker. Het lijkt niet te kloppen, alsof je verwachtte dat ze eerst naar buiten zou komen, en dan pas het licht uitdoen. Nu zie je alleen het wit van haar ogen.

De bus rijdt traag weg van het ziekenhuis. Je laat een traan los. Achter de ramen gaat het leven door. Het is alsof al dat witte licht dat je daar ziet een geur heeft. Je ruikt het licht van daar tot hier. En dan wordt het donker, terwijl de bus zich verder verwijdert. Daarbuiten, tussen bomen en velden lijkt het donker een vriendelijk zwart gat. Het zuigt het teveel in zich op en herleidt het te vermoeden landschap tot een zwijgend toekijken. Heel even neemt het alles van je over. Alles wat je niet bij je wilt hebben nu. Tot alleen het bewegen overblijft. En jouw herinneringen.

Thuiskomen van het werk, en zien hoe het licht er nog even is. Speciaal voor jou. Het fluistert je iets in het oor. Weet je nog?

Bijna gaan slapen. Je loopt door de kamer, doet het laatste licht uit. De spaarlamp heeft nog een nalicht. Dat blijft nog heel even aanwezig, alvorens zich ook terug te trekken. Misschien krijg je altijd nog heel even respijt, voor het verdwijnen. Misschien is dat het moment om een wens te doen.

Je laat ‘s nachts altijd een klein strookje open, onderaan het raam. Als het licht het zou willen, is er steeds een toegangsweg. Zodat het je dromen kan naderen. Zodat er versmelting mogelijk is.

2 opmerkingen:

mievb zei

Ja Jan, het rode licht heb ik de afgelopen week een paar keer gezien. Prachtig als ochtendgroet.
Je tekst nodigt me uit om gevoeliger te worden voor meer nuances van het licht.
Dank je!

Jan Mertens zei

Dankjewel voor je mooie reactie Mie.