29 januari 2012

De geduldige koude

Dat de winden helemaal uit Siberië komen naar hier. Dat hoor je. Ze hebben er zin in blijkbaar om rustig hun weg te zoeken en even het terrein te verkennen. De koude begint zich te nestelen in de stad, die nog een beetje verbaasd lijkt te reageren. Het licht is anders, het lijkt zelf kouder geworden te zijn. Misschien zijn het enkel je ogen, die anders kijken.

Kijken om veel te zien. Soms zijn de dingen die in je hoofd waren zo echt wanneer ze er echt zijn. Je blijft kijken om veel te zien. Het voorbereiden van herinneringen.

De muziek vult traag de kamer. Ze verspreidt zich als een lage, maar warme mist. Dat die stem nog lager kon, dat was niet helemaal te voorspellen. Of toch. Misschien kun je het ook met je leven. Indikken, tot het residu van wat kon zijn. Misschien kun je zo ouder worden. Je terugtrekken in de woorden.

Je fietst door de stad. Er is iets met die derde versnelling. Een soort metaalmoeheid, zo lijkt het wel. De mensen op de straat zien niets aan je ogen. Ze zien niet wat jij gezien hebt. Ze moeten nog wennen aan de koude. Misschien lopen ze iets sneller dan ze van plan waren.

Waar kun je binnengaan bij een ander? Misschien zijn er geheime toegangsdeuren die je nooit ziet. Misschien zijn die enkel te vermoeden, en dus ook enkel zo te vinden. Misschien moet je enkel de bewegingen volgen, de adem bekijken. En wat als het lukt? Wat als het beroeren mogelijk zou worden?

De kranten op een zondagochtend. Je leest iets langzamer. Buiten zijn mensen in beweging, een beetje toch. Je wilt nu alleen maar hier blijven. Woorden lezen in de krant. Woorden horen op de radio. Maar geen woorden moeten zeggen. Niet je eigen stem moeten horen. Geen antwoorden moeten bedenken.

Je zet je fiets tegen de muur en gaat traag het kerkhof op. Het was tijd om nog eens te gaan, dat wist je ineens. Tijd om nog eens langs te gaan bij een dierbare vriend. Het was deze week, zoveel jaar geleden, toen hij stierf, toen hij het leven van zich weg duwde. Net als toen maak je je een beetje zorgen. Zou de grond niet te koud zijn? Zou het niet te eenzaam zijn om hier te moeten blijven met wat uit Siberië komt? Maar het is niet anders. Je buigt even, en dan zie je hem weer staan daar. Hij lijkt even verlegen als jij. Je zou hem iets willen vragen, maar hij doet teken dat het niet hoeft. Het is niet anders. Je ziet nog steeds de rust niet in zijn ogen die hij zocht. Meer iets als berusting en willoos aanvaarden. Hij vraagt dat je zeker nog eens terug komt. Hij kijkt nog steeds uit naar de gesprekken. Jij ook, nog altijd.

Wanneer is het tijd voor een gedicht? Dat zou je willen weten. Misschien nu wel. De woorden betasten net voor iets zal verdwijnen, net voor zij zullen verdwijnen. Je hebt iets gezien, je was even getuige van wat zou kunnen zijn. Daar zou het kunnen blijven, tussen de woorden.

Het ritme van een trage zondag nestelt zich in je huid. Alles beweegt ongehinderd heen en weer. Beelden, herinneringen, voorzichtige pijn, en ook lege plekken. Die willen niet gevuld worden, niet vandaag.

Je bekijkt de foto’s die je al zo vaak zag. Je ziet weer andere dingen. Soms denk je dat minstens de foto’s wel een vorm van uitsluitsel zullen geven, een begin van inzicht. Maar ze zijn iedere keer anders. Hoewel ze op zich nog altijd de weergave zijn van telkens dat ene moment, denk je toch. Misschien veranderen ze heel voorzichtig, wanneer het boek gesloten wordt, wanneer de doos weer dicht gaat. Misschien zijn het enkel je ogen, die anders kijken.

Geen opmerkingen: