07 januari 2012

Wat je zou willen

‘Ik ben er al, als dat niet erg is.’
‘Nee, helemaal niet.’
‘Ik wou gewoon graag bij je zijn. Wat ben je aan het doen?’
‘Ik was een brief aan het schrijven.’
‘Aan mij?’
‘Nee, niet aan jou. Aan mijn dochter.’
‘Is er iets dan?’
‘Ik doe het wel meer. Het helpt me. De dingen die ik haar moeilijk kan zeggen, ze komen soms wel in een brief.’
‘Wil je er iets over vertellen?’
‘Ik dacht vanmiddag aan haar, en ik werd zo verdrietig. De dingen gaan niet allemaal zoals ze had gehoopt, in haar leven. En ik wil zo graag dat ze gelukkig is. Ze is zo’n mooie jonge vrouw geworden. Als ik haar zie, en denk aan hoe ik was toen ik zo oud was als zij. Wat een prutser ik was, en hoe verward ik in het leven stond. En dan zie ik haar, en het lijkt alsof ze er helemaal klaar voor is, klaar voor de grote dingen.’
‘Je begint helemaal te glimmen als je over haar vertelt. Je bent een goede papa, heb ik je dat al gezegd?’
‘Is dat zo? Ik weet het niet. Maar het doet me veel als jij dat zegt. Het is zo’n cliché, maar je wilt je kind toch een beetje beschermen. Niet door er naast te lopen of zo, helemaal niet. Maar je hoopt dat de liefde haar niet zal kwetsen, dat ze iemand zal vinden die ook ziet hoe mooi ze is, die haar begrijpt en die haar ziet zoals zij is. Gewoon, dat soort dingen.’
‘Maar zo gewoon is dat allemaal niet, dat weten wij ondertussen toch ook.’
‘Ja, natuurlijk, maar toch. Ik heb het gevoel dat de dingen nu niet goed gaan voor haar. En ik zou willen dat ik iets zou kunnen doen, maar dat kan niet. Dus schrijf ik maar wat.’
‘Ze mag blij zijn met zo’n vader.’
‘Wat is er?’
‘Mag ik even bij je komen zitten? Zo zoals vroeger? Ik heb je gemist, en ik wil je even ruiken. Sorry dat ik het zo zeg, maar zo zat het in mijn hoofd toen ik op weg was hier naartoe.’
‘Kom maar hier. Er is altijd plaats bij mij.’
‘Ik weet nog hoe je me voorstelde aan je dochter. Wat je toen zei. Het was heel mooi, ik zal het nooit vergeten.’
‘Ik meende het ook.’
‘Ben je nooit bang dat we te weinig tijd zullen hebben?’
‘Soms wel, maar ik zal het nooit toegeven.’
‘Als je nog eens bang bent, ga je het dan zeggen?’
‘Misschien, ik weet het nog niet.’
‘Ik heb nog een verrassing voor jou, ik zal ze straks geven. Ze hoort ook bij een herinnering.’
‘En nu krijg ik ze nog niet?’
‘Nee, nu zit ik nog te goed.’
‘Op die manier. Jij ruikt ook wel lekker trouwens. Ik denk soms dat ik daarom voor jou gevallen ben, omdat je lekker ruikt.’
‘En niet voor mijn briljante geest dus?’
‘Dat ook natuurlijk. En voor je verontwaardigde blik. Alleen jij kunt zo kijken, het is geweldig.’
‘Het is al goed, laat maar.’
‘Waar denk je aan?’
‘Ik dacht nog dat we misschien naar die tentoonstelling zouden moeten gaan, met die foto’s. We hadden het er vorige week nog over.’
‘Zou je dat graag willen doen?’
‘Met jou wel. Ik wil graag de foto’s zien, maar ik wil ook graag kijken naar jou, terwijl je naar de foto’s kijkt.’
‘En ga je dan een geheim ontdekken?’
‘Nee, hopelijk alleen bevestigd zien.’
‘Je maakt me nieuwsgierig.’
‘Dan is het goed, zo hoort het ook.’
‘Misschien moet ik naar jou ook nog eens een brief schrijven.’
‘Ja, dat zou ik geweldig vinden. Ik hield altijd zo van je brieven. Misschien hebben die het wel gedaan voor mij, jouw brieven.’
‘En ga je dan ook antwoorden in een brief?’
‘Dat weet ik niet. Misschien wel, of anders zonder woorden, dat kan ook.’
‘Heb je warm genoeg?’
‘Ja, voel maar.’
‘Ik voel het.’
‘Ga je die brief aan je dochter opsturen?’
‘Ik weet het nog niet. Misschien ga ik hem wel afgeven, om het extra moeilijk te maken voor mezelf.’
‘Ze zal hem zeker niet lezen terwijl jij erbij bent.’
‘Nee, dat denk ik ook niet. En als ze kwaad is of zo, zal ze dan bellen denk je?’
‘Misschien. Of misschien ook niet. Jullie kennende kan het ook dat er vooral gezwegen wordt. Maar je zult het wel aan haar kunnen zien.’
‘Ga jij het mij zeggen dan, wat je ziet aan haar?’
‘Ja, ik zal het zeggen.’
‘En krijg ik dan nu mijn verrassing?’

Geen opmerkingen: