03 januari 2012

Waar is het huis

Wakker worden. Je hebt nog maar even geslapen, zo blijkt. Maar het lijkt anders. Je lijkt gekneld tussen twee tijdzones, twee plekken. Even is het alsof je niet weet waar je bent, waar je zou kunnen zijn. Alles is vreemd. Je lichaam is het jouwe niet. Iets als onrust in een kramp. Het is ooit eerder gebeurd. Even opstaan, even rondlopen, even iets eten. En wachten. Even bewegen, de trage beweging van de zon die opgaat en weer daalt, en weer opnieuw. De beweging kan eindeloos doorgaan. Ze zorgt er steeds voor dat je weer thuis kunt komen. Even zitten, even lezen. Het lichaam laten afkoelen. En het huis begint terug te komen. Dit is waar je moest zijn, waar je wilde zijn.

Je had het nog gedacht, net voor je ging slapen. De kamer is beter nu. De kleur is beter nu. Het rood is goed. De kleur omringt je, waakt achter je, laat je binnen, blijft bij je. Het was anders in het andere huis. Meestal was het goed, maar niet altijd. Iets minder in een winter. De kleuren anders. Te veel spullen. De foto’s aan de muur moesten voor het ankerpunt zorgen. Soms was je aangespoeld, achtergelaten. Je kon alleen je ogen sluiten, en hopen dat het over zou gaan, dat alles weer anders zou zijn in de morgen. Wat meestal ook wel zo was, maar niet altijd. Niet in een koude winter, om maar iets te zeggen.

En heel lang geleden, in het oude, wankele huis. Het bibberde, met elke auto die voorbij reed. De motieven in de gordijnen, je ziet ze nog. Hoe de lichten weerkaatsten op de muren. Ze bewogen mee, met elke auto.

In het andere huis. Een kamer aan de achterkant. Donkerder. Maar anders. De baksteen, opgewarmd op de kolenkachel, in een gestreepte handdoek, onderaan in het bed. Een groter bed, hoger ook. Wakker worden met het geluid van de radio, een kamer verder. Het geluid van de ochtendgymnastiek. En de geuren, ze zijn er nog ergens, in je hoofd.

En al die plekken tussendoor, tussen toen en nu. Iets deed je er weer aan denken. En even zag je ze allemaal. Even wist je wat je zou vertellen als iemand ernaar zou hebben gevraagd. Maar het gebeurde niet. Misschien maar beter.

Je fietst weer naar huis. Daar wil je naartoe. Je zult het merken als je daar bent. Nadat de sleutel zal blijken te passen. Je zult binnengaan in de kamer. Voorzichtig naar de andere kant lopen, in het donker, of toch bijna. Daar zul je het licht aandoen. Langzaam wordt de kamer minder donker. Je doet nog op een andere plek licht aan. Alles is er nog. Alsof het vanzelfsprekend is. Deze plek, dit huis, is in het nu. Wat er is, het kon er niet zijn zonder het toen, maar nu is het in het nu. Het heeft zichzelf veroverd, alsof het niets is. Je adem legt zich neer.

Zoals het is in een vakantieweek. Je lichaam heeft tijd nodig. Om te gaan liggen, zoals de wind doet. Je moet alleen wachten. Het komt altijd wel. Dit keer de laatste avond. Zoals je een boom herkent waar je ooit onder zat te schuilen, of waar je droomde over verlangens die ooit zouden worden ingevuld.

Je bent aan het werk. Je hoort en leest verhalen over de wind. Iets sluimert onder je huid. Iets wil iets in je oor fluisteren. Iets duwt iets in je buik. En toch is het anders dan het ooit was. Je merkt het ineens. Je weet waar je naartoe zult gaan straks. Daar wil je zijn. Je ziet het zo voor je.

Je loopt door de stad. Met nog een kleine omweg langs het postkantoor. Het maakt niet uit. De regen valt met bakken uit de hemel. Je wacht nog even. Ziet hoe het water opspat. Hoort hoe die regen anders klinkt. De regen legt zich een beetje neer. Je gaat weer verder. Je weet waar naartoe. En wanneer je er bijna bent, is het alsof de wind zich even terugtrekt. Dit is waar je moest zijn.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

"...de laatste avond."

Voor 'alles' is er een laatste avond.

Die van de laatste liefde
is wellicht de meest pijnlijke.

Hoevele laatste avonden waren
er al in mijn leven?

.