20 april 2012

Een hartje



Hoe je kunt verlangen naar de woorden. Naar de troost die ze kunnen bieden, gewoon door er te zijn. Woorden die zich lenen tot voorzichtig vastnemen. Je kunt ze op je huid leggen, en dan heel voorzichtig aanraken. Je kunt ernaar kijken, en voelen hoe ze op je wachten. Je kunt je voorstellen hoe het zal zijn als je met hen samen bent in die ene ruimte, die kleine plek die je bent.

De remmen van je ene fiets willen je iets zeggen. Piepen en knarsen, dat doen ze, als je hen iets harder dan zacht aantrekt. Soms is dat nochtans nodig, in het kader van het tot stilstand komen, denk je. Je kunt remvermijdend rijden, zo blijkt. Maar wat willen ze zeggen? Heb je te weinig de dingen losgelaten en te veel op de rem geduwd? Heb je te weinig je liefde geuit, voor die trouwe fiets, en de rest van de wereld? Of zouden dingen gewoon ouder worden, verslijten zelfs? Dat was niet voorzien, in je hoofd, denk je.

’s Avonds op weg terug naar huis, na een zoveelste vergadering. Het heeft iets. De stad is al donker. Achter de ramen zitten mensen binnen. Ze zijn een verhaal, ongetwijfeld. Hen te zien daar, het maakt je rustig. Misschien omdat ze, in het verhaal dat jij ziet, lijken op jouw bestemming. Ze zijn al wat jij bijna bent, thuis. Ze zijn al wat jij ooit denkt te zijn, thuis.

’s Morgens vroeg, iets na half zeven. Je draagt de pakken papier naar buiten. Binnen een half uur of zo zullen de meneren van de vuilniskar alles meenemen. Je wou niet dat die pakken daar de hele nacht hadden moeten staan. Zo eenzaam, zo achtergelaten. Je doet het ’s morgens, zoals altijd. Voorzichtig leg je ze neer, met zorg. Ze lijken nog fris, naast de verwaaide pakken die de nacht hier hebben doorgebracht. Ze zijn nog helemaal zichzelf, samengebonden, nog niet in ontbinding. Je knikt even als je weer naar binnen gaat om de koffie op te schenken.

De dingen die door je hoofd razen, al enkele dagen. Je gaat ze niet uit handen geven aan de woorden. Je wilt woorden nu waarin je je kunt hullen, die je zacht maken, doorwaadbaar.

Het kleine jongetje fietst op het voetpad. Hevig. Trots op het wiebelend de zwaartekracht trotseren. Even verkramp je. Is er iemand bij hem? Is er iemand die alle vier miljoen auto’s tegen zal houden tot het jongetje helemaal leeg gefietst is? Je moet wel verder fietsen, het is niet anders. Het gaat nooit over, denk je weer.

Binnen een dag krijg je tweemaal het bericht dat een man gestorven is. Tweemaal aan die ziekte, en eenmaal aan dezelfde die ziekte. Tweemaal lijkt het alsof ze naar de andere kant getrokken zijn, al weet je niet waarom je dat denkt. Er was zo’n spelletje vroeger, je weet niet meer juist hoe het was, met een touw dat op de grond  in een cirkel lag, en waar je in of uit werd geduwd of getrokken. Bij die twee mannen is het alsof ze naar de andere kant van het touw zijn getrokken. Ze mogen niet meer meespelen. Je hoopt dat zij zelf het gevoel hadden dat ze konden wegdrijven, dat ze zichzelf aan het water konden overleveren. Toch voelt het aan als getrokken.

Je komt thuis, en staat voor de platenkast. Welke muziek voor tijdens het koken? Er is die ene plaat. Je zette ze telkens opnieuw weer op, toen jij in het ziekenhuis lag, voor dezelfde die ziekte. Je wilt dat ene nummer even horen nu. If this were the last night of the world / What would I do? / What would I do that was different / Unless it was champagne with you? Terug daar zijn in je hoofd waar die muziek toen naartoe ging. Soms weet je niet wat je met al dat leven moet, dat je zomaar cadeau hebt gekregen, die keer toen je niet dood ging, en wel genas, van dezelfde die ziekte. Soms weet je niet waaraan je dat verdiend hebt. Het gaat nooit over, denk je.

Het mooie kleine meisje vertelt honderduit. Ze heeft een hartje getekend. Aan de ene kant is het geel, aan de andere groen. Het is een groot hartje. En je mag het zomaar hebben. Niet even vasthouden, nee, je mag het zelfs meenemen. Je mag het bij het jouwe houden. Ze is zoveel leven dat het je verlegen maakt. Misschien weet ze nog niet hoeveel zoveel is. En het is goed zo.

2 opmerkingen:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

die keer toen je niet dood ging...
...
terwijl we toch elke dag een stukje sterven

en dan maar hopen
dat er iemand is die ons voorzichtig als gestamel neerzet

oud papier op de drempel
van het leven ...


dank u, Jan.

Jan Mertens zei

Elke dag een stukje sterven, dat klopt wel. Bedankt voor je reactie Uvi.