29 april 2012

Man Walks into a Room




Wat zou je doen als je ineens al je herinneringen kwijt was tussen nu en je twaalf jaar? Aan de ene kant zeer scherpe herinneringen van je jeugd, dan het grote niets, en daarna een heel intens nu. Zou het een verlies zijn of misschien ook wel een bevrijding? Hoe zou je kijken naar anderen?

Man Walks into a Room (vertaald als Man komt kamer binnen), de debuutroman uit 2002 van de Amerikaanse Nicole Krauss, gaat over Samson Greene die met die situatie geconfronteerd wordt. Het is een ideeënroman over hoe herinneringen ons maken, over hoe bevrijdend en tegelijk ontregelend het leven in alleen maar het nu kan zijn. Het is vooral ook een boek over de liefde. Soms lijkt het alsof de auteur iets te veel wilde zeggen, iets te veel lijnen met elkaar wilde verbinden. Soms heb je als lezer het gevoel dat de erg ontroerend beschreven personages een deel van het verhaal niet nodig hebben om je te raken. Heel vaak word je tegelijk meegezogen in heel erg mooie beschrijvingen en bespiegelingen, die op lichte toon veel zeggen over het menszijn.

In de proloog van het boek lezen we hoe een Amerikaanse soldaat in 1957 in de woestijn zit om daar proefkonijn te zijn bij een nucleaire test. Daarna begint het eigenlijke verhaal, in 2000. Een man doolt door de woestijn (een beetje zoals in de beginscènes van de film Paris Texas). Het is Samson Greene, een dertiger, die als professor in de literatuur werkt. Hij wordt terug naar New York gebracht, waar men hem opereert aan een tumor die in zijn hersenen zat. Die tumor verklaarde waarom hij ineens uit zijn les was weggelopen om dagen later in de woestijn gevonden te worden. De operatie verloopt goed, maar Samson stelt vast dat hij de herinneringen van zijn leven sinds zijn twaalfde jaar, helemaal kwijt is. Hij herkent zijn vrouw Anna niet meer en komt terecht in een acuut en intens nu, waarin alles nieuw lijkt te zijn. De beelden uit zijn kindertijd zijn heel levendig, maar hij kan die niet verbinden met het nu, bv. met het feit dat zijn moeder enkele jaren geleden is overleden. Voor zijn vrouw is het bijzonder moeilijk om samen te leven met iemand die er hetzelfde uitziet, maar toch iemand anders geworden is. Ze groeien onherroepelijk uit elkaar.

Samson lijkt zich op een bepaalde manier gelukkig te voelen, en loopt door de stad zonder ballast. Hij ziet mensen en dingen zonder een voorgeschiedenis, telkens voor het eerst. Hij bouwt nieuwe herinneringen op. Maar de druk die hij door zijn vrouw voelt om ‘terug’ iemand te zijn die hem ontglipt is, is ook verscheurend.

Samson wordt dan benaderd om deel te nemen aan een wetenschappelijk experiment. Dat speelt zich af in een speciaal centrum dat gebouwd is (ook) in de woestijn. Men onderzoekt daar of het mogelijk is herinneringen van de ene naar de andere persoon over te plaatsen. Samson zal uiteindelijk een herinnering krijgen ingeprent van een man die in 1957 aanwezig was bij de ontploffing van de atoombom in de woestijn. Het ontregelt hem helemaal. Samson raakt op de dool, op zoek of op de vlucht. Uiteindelijk komt hij terecht op de plaatsen uit zijn jeugd, om daar iets van de leegte in zijn hoofd te herstellen.

Aan het einde van het boek zien Samson en Anna elkaar weer, en komt ook Anna nog even aan het woord. Het slot is teder en ontroerend, en tegelijk onherroepelijk.

De liefde die wegglijdt, als zand tussen je vingers. Je kunt niet uit het niets weer verliefd worden op dezelfde vrouw, en zeker niet als die vrouw alle jaren die jij kwijt bent nog wel in haar hoofd heeft. De vrouw die hartstochtelijk zou willen dat er dingen ‘terug’ zouden komen, om zo nieuwe bruggen te maken in de woestijn die tussen haar en haar man is ontstaan. De man die uit wat anderen hem vertellen weet wat hem is overkomen, maar niet weet wat hij vergeten is. Er is een lege plek, niet zozeer een ‘niet meer’. Naarmate hij nieuwe herinneringen opbouwt, groeit er een soort van verlangen naar die vrouw die blijkbaar zijn vrouw is. Maar het verschil in de tijd kan hij nooit meer inhalen. Zijn vrouw blijft met zoveel herinneringen aan hun samenzijn over waarmee hij zich niet kan verbinden. Zij kan ze vertellen, en zo als het ware inprenten in zijn hoofd, maar zo zullen ze bij hem altijd een soort vreemd lichaam zijn.

Dat verhaal over de liefde, met twee mooie personages, is het sterkste in dit boek. Samson is een interessante figuur, en door zijn ogen voel je de zoektocht door wat op een bepaalde manier alleen maar een soort woestijn kan zijn. Het is erg ontroerend hoe Samson via de omweg naar zijn jeugd, naar zijn moeder, uiteindelijk toch in een rustiger nu kan komen. Het verhaal van het wetenschappelijk experiment overtuigt niet altijd helemaal. Het laat een wat dubbel gevoel na. Aan de ene kant is het binnen het verhaal niet helemaal geloofwaardig. Aan de andere kant zorgt het wel voor heel wat mooie beschouwingen bij het hoofdpersonage die passen in het geheel van het verhaal.

Het is misschien een beetje raar dat je als lezer soms denkt dat de personages een deel van het verhaal niet nodig hebben om even interessant te zijn. Nicole Krauss heeft heel veel boeiende en ontroerende dingen te zeggen over menselijke onmacht en verlangen, over herinneringen die je verbinden met een ander en tegelijk alleen kunnen gedijen in de eenzaamheid van je eigen hoofd. Er spreekt veel mededogen uit het boek, en dat grijpt je aan. Soms heb je wel het gevoel dat de schrijfster te veel tegelijk wilde doen. Het verhaal heeft niet altijd zo’n zichtbare constructie nodig om verhaal te zijn, denk je dan. De personages hebben niet zoveel spiegels nodig om zichzelf te zijn, ze zijn op zich al mooi genoeg.

Geen opmerkingen: