23 augustus 2012

Das Wohltemperierte Klavier

‘Het is mooi om nog buiten te zitten, lekker fris. En wat is het rustig hier.’
‘Ja, het is heel rustig. Ik ben hier graag.’
‘En mooie tomaten ook natuurlijk.’
‘Toch al enkele meer dan vorig jaar. Wie weet, komt het ooit nog wel goed.’
‘Mooie muziek.’
‘Ja, heel mooi. Voor je kwam, toen ik bezig was met het eten, had ik het raam helemaal open staan. En die muziek. Ik had die plaat al een tijdje niet meer gedraaid. En het was zo… ik weet niet hoe ik het moet uitleggen. Ik was zo gelukkig. Klinkt lullig, maar zo was het.’
‘Ik zie het aan je.’
‘Dit licht staat je goed. Als ik dat mag zeggen.’
‘Natuurlijk.’
‘Ik weet soms niet meer of je zo’n dingen nog mag zeggen.’
‘Altijd. Jij zeker.’
‘Dan is het goed.’
‘Is er iets. Je bent precies zo stil, al de hele avond.’
‘Ja, nee, ik weet het niet.’
‘Vertel maar.’
‘Ik weet niet of ik dat kan. Misschien moet ik erover schrijven, maar dat zou ook wel fout kunnen gaan, of zo. Op een bepaalde manier vind ik het veel gemakkelijker om te praten over vrouwen dan over mannen.’
‘Bij jou is dat wel zo ja, maar het is niet erg.’
‘Mannen onder elkaar, dat is altijd een beetje ingewikkeld. Voor mij toch. Ik weet niet zo goed hoe ik dat moet doen, praten over mannen die ik niet in mijn leven zou willen missen, of zo. En ik ben niet zo goed in missen.’
‘Misschien maak je het voor jezelf moeilijker dan het is.’
‘Ik heb je verteld over waar ik mee bezig ben nu. En eigenlijk is dat ook moeilijk. Ik vraag me de hele tijd af of ik het goed doe, probeer over alles heel hard na te denken. Het is geen nieuw terrein, maar toch. Ik voel het gewicht. En er is iemand die ik heel erg mis. Het is alsof ik nu alleen vooruit word gestuurd, terwijl dat vroeger anders was.’
‘En kun je niet gewoon vertrouwen?’
‘Ja, waarschijnlijk wel. Maar met hem erbij was het anders. Ik ken nog iemand die dat zou bevestigen. En waarom? Ik kan dat niet zo goed uitleggen. Misschien omdat hij – zo leek het toch – de hele tijd wist wat ik deed, en waarom ik het deed. En mee keek, naar de dingen.’
‘Dat heb je niet zo vaak, zo’n gevoel met iemand.’
‘Waarschijnlijk zou hij ook zoiets zeggen, over gewoon vertrouwen. Maar het is toch anders alleen, zonder hem. Klinkt dat nu niet geweldig klef?’
‘Nee, helemaal niet. Het is wel aandoenlijk, hoe je hier nu zit te vertellen. Heel mooi eigenlijk.’
‘Ja? Dat is lief. Ik kan er niet veel meer over zeggen. Soms is het alsof ik aarzel om een stap te zetten die ik al lang had moeten zetten, een stap vooruit. En misschien wil ik nog op die veilige plek blijven. Die er dus niet meer is.’
‘Kun je hem dat zeggen?’
‘Nee, dat kan ik niet. En het is waarschijnlijk niet zo belangrijk. Zegt alleen iets over mij, veronderstel ik.’
‘Ik denk het niet. Misschien moet je het wel doen.’
‘Ik weet het niet. Ik zal er nog eens over nadenken.’
‘Doe dat. Mag ik nog wat wijn?’
‘O ja, sorry. Er is nog genoeg. Ik heb zoveel gepraat.’
‘Dat licht staat jou ook wel goed trouwens.’
‘Dank je. Ik moest nog aan je denken vanmorgen. Ik heb nieuwe stapschoenen gekocht. Weet je nog dat we samen die vorige gekocht hebben?’
‘Ja, natuurlijk weet ik dat nog.’
‘Ze waren helemaal versleten. De zool stuk. En de mevrouw in de winkel legde me uit dat je dus ochtend- of avondvoeten hebt. Ze bedoelde dat na een dag stappen je voeten tot een halve maat kunnen toenemen.’
‘En ze zijn al zo groot bij jou. Dat herinner ik me nog goed.’
‘Ja, ze zijn groot. En ik heb er nu bij het kopen rekening mee gehouden dat het nog ochtend was.’
‘En lukte het? Om ze nu alleen te kopen?’
‘Moeilijk natuurlijk, maar het lukte wel.’
‘Je had me mogen bellen hoor.’
‘Ja? Dat durfde ik niet, denk ik.’