10 augustus 2012

De mobilisatie van Arcadia


Is een fenomeen als Temptation Island de gerealiseerde Tuin van Eden? Is het verlangen naar dat eiland iets dat ons heel maakt, en in staat om beter te overleven in verwarrende tijden? Of is het een ‘gemobiliseerd’ Arcadia, een droom die opgefokt is? Het hysterische eindeloze ‘feest’ van glimmende lijven blijkt vooral losgekoppeld van ware emoties. En de ‘vrijheid’ die de deelnemers ‘acteren’ is vooral de nauwgezette invulling van een vooraf bepaald format, nauwelijks in staat de eindeloze leegte ervan te verhullen.

In een goddeloos universum, waar de mens zichzelf uit het Paradijs heeft verdreven, is Temptation Island niet de uitweg. Dat suggereert Stefan Hertmans in zijn indrukwekkende essaybundel De mobilisatie van Arcadia. De uitweg ligt meer in een open en kritische houding, steeds bewust van zinloosheid en leegte, maar nooit toegevend aan cynisme. Cynisme zegt eigenlijk dat niets waarde heeft, en cultiveert die houding, zonder ethische scrupules. Een andere houding is mogelijk. Het is een houding van zelfbewust en kwetsbaar in de wereld staan, stotterend en stamelend, en onophoudelijk zoekend. Het is een houding die net wel naar waarden zoekt, en dus betrokken is op de wereld, maar tegelijk beseft dat definitieve antwoorden nooit zullen gevonden worden.

En kijken naar het nu, steeds opnieuw proberen te vatten wat er gebeurt, doe je best met kennis van het verleden, van de rijke intellectuele en culturele traditie waar we deel van uitmaken. Die kennis kan helpen, kan inzicht geven, maar kan nooit een waarheid opleveren die niet meer in vraag gesteld mag worden. Het verlangen naar een arcadisch bestaan kan zo vooral verlangen blijven. Die bekoorlijke of idyllische plaats, die eeuwenlang een onderwerp was in literatuur en schilderkunst, kan blijven bestaan zolang ze een ‘andere’ plaats blijft, en dus net niet wordt ingepast in de logica van onze consumptiesamenleving, of van de ‘genotseconomie’.

Goede literatuur is zelf zo’n ‘andere’ plek. Het is een ruimte waar het onzegbare wordt gezegd, of waar de onmogelijkheid om dingen als waarheid te benoemen wordt verwoord. Die andere plek is ongrijpbaar, en dat moet ook zo blijven, ze mag niet gemobiliseerd (en zo dan ook geneutraliseerd) worden, integendeel. Kunst ‘moet’ helemaal niets. Net in de afstand, in de niet-inschakeling, zit de bevrijdende kracht ervan.

Dit zijn maar enkele van de vele lijnen die terugkomen in de essays in deze bundel. Hertmans schrijft met grote eruditie en neemt het genre van het essay ook heel erg serieus. Geen kabbelende of wat opgerekte columns in dit boek, integendeel. Wel uitdagende intellectuele oefeningen, met stijl verwoord, wat ook de oorspronkelijke betekenis van het essay was. Gemakkelijk is het niet altijd. De auteur neemt je mee in een dialectiek van het ene naar het andere argument, van de ene naar steeds weer een andere vraag. Hij spoort je aan om te blijven volgen en je aandacht erbij te houden. Daarbij gebruikt hij veel verwijzingen naar filosofie en cultuur. Steeds op een hoog intellectueel niveau, maar toch zonder zich daar te zeer in te verliezen. Hij heeft als auteur een sterke gedrevenheid, en een toon die zeer betrokken is, maar nooit ‘roept’. En dat maakt dat je blijft lezen, ook al is het niet altijd gemakkelijk. Na een tijdje begin je de samenhang te zien tussen de verschillende essays. En als je nog eens opnieuw door een aantal van de teksten gaat, begrijp je het geduldig spoor ook beter. Je krijgt bij wijze van spreken geen boekenkast naar je kop geslingerd, maar wel het zoekende en op niet al te luide toon vertelde relaas van iemand die die boekenkast gelezen heeft en er iets mee probeert te doen.

Het eerste essay, De gevoelloze emotie, gaat sterk in op de ‘mobilisatie’ uit de titel. Aan de ene kant leven we in tijden van opgefokte, hysterische (vooral individuele) emoties. En aan de andere kant sluiten we ons af van de emoties van anderen. In de verbeelding van seks is er een lege ‘vrijheid’, maar zijn werkelijke emoties taboe. De loskoppeling van emoties - die een rationele dimensie hebben - van hun grond, is een vorm van georganiseerd cynisme.

In een volgend essay, De taal van de Ander, gaat Hertmans met bijzonder veel zwier in op de toestand in België en de spanningen tussen Vlamingen en Franstaligen. Hij neemt duidelijk afstand van het mobiliseren van de fictie van een ‘authentiek’ Vlaanderen, en is even kritisch voor gelijklopende spiegeltendensen bij een aantal Franstaligen. Hij pleit voor een hybriditeit en voor meertaligheid, in alle betekenissen van het woord.

Daarna komt een stuk over de betekenis van het begrip ‘engagement’ in de kunsten. Kunst moet vooral dwars zijn en een kritische afstand aanhouden tegenover een nivellerend marktdenken. Vervolgens gaat Hertmans in op het begrip ‘menselijke maat’, en onderzoekt hoe dat is geëvolueerd sinds de tijd van de oude Grieken.

In Een eeuwige mobilhome gaat het over het verschil tussen de begrippen gemeenschap en samenleving. Hertmans wijst op het problematische karakter van het idee gemeenschap, zeker in tijden van globalisering, en gebruikt daarbij de etymologische betekenis van beide woorden.

In een lang en boeiend stuk over de Locus amoenus, de bekoorlijke plaats, krijg je als lezer een cultuurhistorisch en filosofisch overzicht van het gebruik van dit onderwerp in de Europese letterkunde. Daarna komt nog een interessant essay over de kunst van de troubadours, als een vorm van hermetische, maar tegelijk ook dwarse kunst.

Die lijn wordt voortgezet in een zeer gedreven essay over de Franse auteur Michel Houellebecq. Hertmans heeft een heel grondige analyse gemaakt van het werk van de auteur, die hij duidelijk bewondert. Hij stelt hem voor als een eigentijdse, bijna romantische idealist, en in wezen geen cynicus, wat nochtans het beeld is bij velen over Houellebecq. De filosoof Michel Onfray, die in een volgend stuk besproken wordt, kan op veel minder bewondering rekenen, en is volgens Hertmans wel cynisch. Na een stuk over Kierkegaard komt er nog een essay over de auteur W.G. Sebald, die voor Hertmans duidelijk een andere sleutelfiguur is in het verhaal dat hij wil vertellen met dit boek. Sebald is ook een geëngageerd auteur, voor wie literatuur een vorm van restitutie is.

Na stukken over de schilder Tiepolo en de dichter H.C. Pernath gaat het in het slotessay If looks could kill over de blik van Medusa. Dat stuk mondt uit in wat bijna een soort geloofsverklaring is over het belang van literatuur. Schrijven is een vorm van uitstel van de dood. Het Niets van de dood wordt omgezet in een Alles, in een ‘plek’, een bekoorlijke plaats, die ons kan doen leven, in het volle besef van de eindigheid.

De mobilisatie van Arcadia is niet echt een gemakkelijk boek. Maar de vragen die Hertmans stelt, zijn dan ook niet gemakkelijk. Ze moeten echter gesteld worden. En hem volgen in zijn heel erg mooi verwoorde ‘oefeningen’ is een waar intellectueel avontuur. Hertmans schrijft gedreven en erg betrokken. Hij bewijst ook hoe een verbondenheid met een culturele en filosofische traditie vooral niet tot verstarring moet leiden, maar integendeel kan zorgen voor beweeglijke, uitdagende en steeds open redeneringen. Laat Arcadia vooral zichzelf blijven, een stuwend verlangen, het is een gedachte die ademt uit alle essays van dit heel bijzondere boek.

Geen opmerkingen: