18 augustus 2012

De vulling

Ik zag haar zitten op een bankje tussen de bomen, naast het jaagpad. Ik fietste langs het water, op weg naar een afspraak. Daar naast het kanaal was de hitte iets minder verpletterend. Ze zag me komen, glimlachte, en vroeg of ik even wilde stoppen. Ik ging naast haar zitten op het bankje, en verontschuldigde me voor mijn wat zweterige verschijning. Dat vond ze allemaal niet zo erg.

Ze heette Gertrude. Ze zat daar met een flesje water, en was een boek aan het lezen. Bleek een boek over Nietzsche te zijn. Ik vroeg voorzichtig of dat niet wat aan de zware kant was, een boek over Nietzsche tijdens het warmste weekend van het jaar.

‘Het is het warmste tot nu toe. Tot nu toe. Ze zeggen dat er vaak niet bij. Ik denk dan altijd: hoe kunnen ze dat nu weten, dat dit het warmste weekend zal zijn? Maar het is dus tot nu toe. En ja, Nietzsche, het is een beetje ploegen, ik geef het toe. Daarom zat ik wat intelligent voor me uit te kijken, of probeerde ik dat toch, en toen zag ik jou op de fiets voorbij komen. Het boek is overigens niet zo heel zwaar. Hier voel maar. Het is op nogal dun papier gedrukt. Ik had me vanmorgen voorgenomen om nu eindelijk eens te beginnen in dat boek over Nietzsche. Dat ligt daar al zo lang op mijn nachtkastje. En tegen de middag had ik al een beetje spijt van dat voornemen. Maar ja, als je je iets voorneemt, dan moet je het ook doen. En het was een beetje aan de warme kant op mijn appartementje, dus ben ik maar naar hier gekomen. Ik zit hier graag. Je ziet veel mooie mensen voorbij komen op fietsen. En soms ook bootjes, met mannen met dikke buiken aan het stuur, en vrouwen met dikke billen die op het dek liggen te bakken in hun te kleine bikini.’

Of ze nog iets geleerd had van Nietzsche, dat wilde ik graag weten.

‘Voorlopig nog niet, denk ik. Ik vind het maar een rare vogel, eerlijk gezegd. Ik weet niet of ik hem zou uitnodigen om te komen eten bij mij, als dat zou kunnen. En ik heb nu net een flesje zoetzure saus gekocht in de wereldwinkel, voor in de wok. Dat lijkt me wel lekker trouwens. Maar niet om met Nietzsche op te eten. Maar er fietsen hier wel mannen voorbij die ik wel zou vragen. Weet je, van mannen zeggen ze altijd dat het borsten- of billenmannen zijn. Wat ben jij trouwens? Je lijkt me wel een borstenman.’

Ik kon alleen bevestigend antwoorden. Ik wou ook nog vragen of Nietzsche een borsten- dan wel billenman was, maar kreeg niet echt de kans.

‘Zie je wel, ik wist het wel. Vrouwen merken dat altijd direct. Mannen denken dat vrouwen niet zien hoe ze kijken, maar ze dwalen natuurlijk. Wij weten alles, wij zien alles, we laten het gewoon niet altijd merken. Maar goed, daar ging het niet over. Ik weet niet zo goed wat de categorieën bij vrouwen zijn. Het zullen er ongetwijfeld meer dan twee zijn. Twee dat is wel lekker simpel, zoals mannen zijn natuurlijk, haha. Maar bij vrouwen is dat wat ingewikkelder. Bij mij varieert het een beetje. Meestal ben ik een handenvrouw. En soms een schoudervrouw. Vrouwen kijken bij een man altijd meteen naar de handen. Mannen doen dat heel weinig. Het is nochtans een bijzonder goede manier om iemand te leren kennen. Kijken naar hoe hij danst is dat ook trouwens. Maar daar ging het niet over. Maar schouders, dat is ook wel heel bijzonder. Niet alleen als ze breed zijn, maar ook als ze in een bepaalde hoek staan. Ik zal het even voordoen. Ga eens even zo zitten, en dan zo en zo. Waaw. Heeft iemand jou ooit al eens gezegd dat je mooie schouders hebt?’

Ook daarop moest ik, met enige schroom weliswaar, bevestigend antwoorden. Het was wel nog maar een enkele keer gebeurd, moest ik erbij zeggen. Of ze toch niet een beetje droevig werd van Nietzsche, wou ik toch wel graag weten.

‘Droevig? Ja, wel een beetje. Maar ik word ook wel droevig van dat nieuws over de scheurtjes in de reactorvaten. Ik zeg altijd: de grootste vijand van de kernenergie, dat is de kernenergie zelf. Alleen jammer dat we zoveel tijd hebben verloren met daar achter te komen. Maar waar ik ook droevig van word, dat is de kwaliteit van de beha’s van tegenwoordig. Kwaliteit is misschien niet het juiste woord. Het gaat over die vulling. Dat zijn tegenwoordig bijna altijd van die voorgevormde beha’s. En dan zie je eigenlijk nooit echt goed hoe het echt is, met die borsten. En dat is toch jammer, vind je niet?’

Ik murmelde iets over Nietzsche, en het belang van niet voorgevormde ideeën. Maar het leek niet echt te leiden tot een onderbreking van de woordenstroom.

‘Kijk nu bij mij. Ik ben iets forser geschapen dan sommige andere vrouwen. Noemt men dat ook al robuust trouwens? Dat is zo’n woord dat ook helemaal in is tegenwoordig. Robuust. Alles is robuust. Zucht. Maar goed, daar ging het niet over. Bij mij dus. Ik heb lang moeten zoeken om een goede beha te vinden, die niet voorgevormd is. En dit is toch veel mooier, zeg nu zelf. Anders gaan we allemaal zo apollinisch worden, terwijl we dionysisch zouden moeten zijn. Ik wil bij vrouwen graag hun vormen zien, zoals ze geworden zijn door de tijd, door de woeste baren van het leven. En dat soort dingen. Het echte leven dus. Volgens mij vind jij dat ook.’

Ik knikte, min of meer toch, denk ik. En stond op. Zei dat ik echt dringend moest vertrekken om nog op tijd op mijn afspraak te zijn. Een dierbare vriendin die ik al lang niet meer gezien had, zat op mij te wachten. Hopelijk in de schaduw, dacht ik, terwijl ik het zei. Ik sprong op de fiets, zwaaide nog even naar Gertrude. Zij zwaaide terug, nam haar boek weer op, en begon verder te lezen.

Geen opmerkingen: