09 juni 2013

De sleutel

‘Het is stil hier.’
‘We zijn ook al vroeg vertrokken vanmorgen. We hadden trouwens best wat langer kunnen uitslapen.’
‘Is dat een hint of zo?’
‘Nee, natuurlijk niet. Dat het vakantie is, wijst zichzelf eigenlijk uit. Of zoiets.’
‘Ik heb het begrepen.’
‘Je maakt je te veel zorgen over die afstand, denk ik. Terwijl ik me zorgen zou moeten maken. Jij hebt langere benen.’
‘Ja, misschien wel. Nu, ik stap ook wel graag ’s ochtends. Het is nog lekker fris en zo.’
‘Ja, dat is wel zo.’
‘Ik ben wel blij met wat je me verteld hebt gisterenavond. Ik ben blij dat ik die dingen weet.’
‘Ja? Ik vind niet altijd, zeg maar bijna nooit, de juiste woorden voor wat ik zou willen zeggen. En dan blijft het hangen, ergens, denk ik.’
‘Je zegt dat altijd wel, maar als je het uitlegt, begrijp ik het meestal wel heel goed. Misschien maak je je te veel zorgen.’
‘Zou kunnen. Maar jij hebt alleszins meer woorden, en ze zijn gemakkelijker oproepbaar, of zo.’
‘Misschien. Wat ik wilde zeggen, het wordt me vaak pas duidelijk in het zeggen, en dan nog. En ik heb dan vaak nog het gevoel tegenover jou dat ik te weinig zeg, dat ik de dingen niet uitleg, zeker als ik vind dat ik de dingen niet goed doe of zo.’
‘Het is al goed. Laten we nu even niet te veel zeggen, en gewoon rondkijken.’
‘Ja, dat is goed.’
‘Soms verlang ik er wel naar, dat de dingen ongefilterd door woorden tot je zouden komen.’
‘Hoe is dat dan?’
‘Gewoon, zoals wat je hier ziet. Dat je niet moet zeggen wat het is, wat het met je doet, wat het betekent. Dat het ook niet iets moet zijn.’
‘Alleen zichzelf.’
‘Alleen zichzelf.’
‘Wil je dan dat ik ook zo ben? Woordloos?’
‘Jij? Soms. Soms wel. En soms ben je dat ook, wees maar gerust.’
‘Ja?’
‘Je moet niet zo kijken, je weet goed genoeg wat ik bedoel. We hadden het er gisteren nog over.’
‘In woorden dus.’
‘Nadien.’
‘Kijk hier, hoe mooi.’
‘Ja, dit ken ik niet. Het lijkt erg op een andere plant. Maar die is het niet, dat weet ik wel zeker.’
‘En wil je het dan niet weten?’
‘Ja, en nee. Ik wil het wel weten, maar zo belangrijk is het niet.’
‘Misschien wil die plant graag aan een naam ontsnappen. Niet vatbaar zijn, niet catalogeerbaar.’
‘Misschien wel.’
‘Het is wel fascinerend, het geven van namen. Ik moet nu ineens denken aan die kunstenaar, die die speciale gepersonaliseerde stempels maakt. Hij kijkt naar een persoon, stelt een reeks vragen, en dan komt er een abstract beeld in zijn hoofd. En dat zet hij op die stempel.’
‘Ja, heel bijzonder.’
‘We zouden er eens naartoe moeten kunnen gaan eigenlijk.’
‘Zet het maar op je lijstje. Jij wilt precies overal met mij naartoe.’
‘Dat vat je goed samen, haha.’
‘En nu?’
‘Nu zijn we ook overal natuurlijk.’
‘O, op die manier.’
‘En ook nog altijd natuurlijk.’
‘Vanzelfsprekend.’
‘Het is toch simpel allemaal.’
‘Dus als we hier en nu zijn, zijn we eigenlijk overal en altijd.’
‘Dat is het plan.’
‘Ik ben alleszins al heel blij dat we nu hier zijn. Ik had eigenlijk niet verwacht dat je het ook echt zou doen.’
‘Nee?’
‘Nee, eerlijk gezegd niet.’
‘Zie je wel. Misschien heb jij iets geopend in mij.’
‘En al je systemen veranderd ook nog.’
‘Ja, minstens.’
‘Je bent wel grappig. En eigenlijk best wel dapper.’
‘Wat?’
‘Ik wacht misschien nog even.’
‘Waarmee?’
‘Met te zeggen welke systemen jij hebt veranderd in mij. Stel je voor dat je dat zou weten.’
‘Ja, stel je voor.’

Geen opmerkingen: