16 juni 2013

Een tweede stukje

En zomaar thuiskomen, telkens weer.

Je loopt door de stad. Het is al laat. Je zou thuis willen zijn. Maar je hebt eerst nog al die stappen te zetten. Je moet wachten in die beweging. De tijd laten. Even is er een moment van twijfel. Is dit de weg die je moet gaan? Waarom ga je in die richting? Waarom deze stad? Even is er een moment van twijfel. Dat die plek die je in je hoofd kunt zien en die je thuis zou moeten zijn er helemaal niet is. Dat je aan zult komen waar je denkt dat het eindpunt is, om daar te zien dat er een ander gebouw staat, waarop die sleutel al helemaal niet past.

De sleutel past. De deur gaat open. Alles is er nog, zoals het in je hoofd was. Het was dus een herinnering. Je sluit de gordijnen. Alleen deze plek mag er nog zijn. Je wacht nog op iemand. Misschien heb je je ook vergist. Misschien zal er niemand komen. Misschien zal er iemand komen die jou helemaal niet herkent. Je krijgt je thuis nooit vanzelf. Het is er nooit zomaar vanzelf, dat wat je zoekt.

Hoe vaak heb je dit verhaal al verteld aan jezelf? Je schaamt je een beetje. Misschien omdat het verhaal terugkomt. Misschien is het verhaal zelf je thuis.

Het zou kunnen dat een ander je huid raakt. En dat iets gaat liggen. Dat iets zich neerlegt. Op deze plek.

Het zou kunnen dat je elke dag moet kiezen, opnieuw. Zeggen: this must be the place. Dat er niet meer is, niet meer kan zijn.

Je zou willen uitleggen dat je daarom zo lang blijft kijken, telkens weer. Omdat je moet wachten op de beelden. Soms komen ze daar waar ze moeten zijn, soms zie je het meteen. Soms zijn er enkel je handen. Is het een omweg, of is het de betere weg?

En soms is het de pijn. Een trouwe metgezel van dat nomadische lijf. Ze trekt je naar de aarde, naar een blijven. Misschien moet je eerst blijven voor je haar van je af kunt leggen.

Het zou kunnen dat je de muziek nodig hebt om het te weten. Soms probeer je uit te leggen waarom die muziek zo onmisbaar is voor wie je bent, soms probeer je het te begrijpen. Het is hoe ze achterlangs je hoofd naar beneden schuift. Voorbij je schouders. En daar iets doet met je huid. En daarna met je adem. Alsof je ineens bent aangekomen op de plek die alleen de jouwe kan zijn.

Je kunt het leren, met je hoofd. Dat die storm je niet zal raken. Als je achter die muren bent. Je kunt het leren. Meer niet.

Telkens weer thuiskomen. Misschien is dat de sleutel. De eindeloze herhaling. Tot je zou kunnen geloven dat het vanzelfsprekend is. Misschien is dat genoeg.

Je zou willen uitleggen dat je ook daarom soms wilt blijven, in dat kale ritme. Om het nulpunt in je hoofd dat je zou kunnen bereiken.

Je zou iets willen begrijpen van verlangen.

Soms zou je willen zeggen: zeg me wie ik ben, en waarom hier, fluister het in me, streel het in me. En soms denk je: laat die vraag gewoon voor wat ze is, ga eromheen, zoek niet als je wilt vinden.

Misschien weten je handen hoe het is. Je aarzelt even, op een zondagochtend. Om daarna te beseffen dat zij meer weten. Dat zij er al zijn, waar jij zou willen komen.

En dan herinner je je hoe je jezelf erop betrapte. Dat je zei: laten we naar huis gaan. En dat ze zei: ja. En dat je dacht: dat wil zeggen dat die plek er dus is. En dat je besefte: als we geen vragen stellen, als we gewoon in die richting gaan, gewoon die deur openen en naar binnen gaan, gewoon de warmte zoeken in dat blijven, dan zou het kunnen dat de vragen verdwijnen. Zomaar. En dan is dat het antwoord.

Geen opmerkingen: