06 juni 2013

Zenziek

Het was dus eigenlijk al op zondag begonnen. Stramme huid na te weinig slapen, dat gaat normaal wel over na enkele uren. Dat het verdacht veel op een beetje koorts leek, dat leek je te ontsnappen.

Misschien is het een leerproces in nederigheid en aanvaarden. Ahum.

Misschien voelt het gewoon klote, kan ook.

Eerst nog dapper jezelf wijsmaken dat het wel vanzelf zal overgaan na enkele dagen. Gewoon even thuis werken, en dan komt het wel in orde. Je zit toch wel hevig te rillen tijdens het eten, denk je.

De maandagnacht, na enkele uren verdwaasd woelen. Zou het toch geen goed idee zijn om te zien of je die thermometer nog hebt daar in de kast? Misschien werkt hij nog wel?

En niet anders dan kunnen vaststellen dat. Inderdaad. Je schrikt wel een beetje.

Officieel had je je voorgenomen om de dag nadien in elk geval te gaan werken. Wakker worden met minder koorts. En toch nog maar even omdraaien. En uiteindelijk beslissen dat je ook die dag dus maar thuis zult werken.

Iemand had al gesuggereerd dat het misschien een niet helemaal onlogische zaak zou zijn om gewoon tegen jezelf te zeggen dat je ziek bent, als je inderdaad ziek bent. Ze zou wel eens gelijk kunnen hebben.

Er is nog werk aan, aan dat zengewijs ziek worden van jou.

Waarom zoekt die koorts werkelijk al je gevoelige plekken op om te sidderen?

Dat je eigenlijk zou moeten proberen te ontspannen, om je lichaam alle kansen te geven, denk je.

Daar zit je dan die avond. Zo graag had je iets anders gedaan, was je daar geweest, en niet hier. Maar het is niet anders.

Dinsdagnacht. Hier is geen sprake van zoete koortsdromen. Integendeel. Je wordt telkens opnieuw, als in een loop, in en uit een permanente nachtmerrie getrokken.

Toch maar even opstaan. Voelen dat je duidelijk minder koorts hebt. Gewoon even in de kamer gaan zitten met een tijdschrift. Het heeft wel iets. Je kunt doen wat je wilt, je kunt geloven dat je een klein beetje controle hebt.

Woensdagochtend. Geen koorts. Je springt uit bed, een beetje wankel, en met pijnlijke plekken overal. Maar je zegt tegen jezelf dat dit het moment van het keerpunt is (of zou kunnen zijn, met een beetje gevoel voor overdrijving en zelfverblinding). Dus naar het werk. Blij dat je daar bent. Minder blij dat je na enkele uren vaststelt, zo logisch als wat, dat alles gewoon weer opnieuw begint. En je vertrekt weer. Thuis kun je ook nog wel wat werken, zeg je.

Waarom is er tussen twee dagen telkens een kloof van zeven maanden? Zal ze je nog wel herkennen als ze weer eens komt? Zal ze je nog wel willen? Nu je niet de jij kunt zijn die je voor haar wilt zijn? Hoeveel dagen geduld zou ze met je hebben?

Herinneringen over kwetsbaarheid en niet meer weg kunnen. Overgeleverd.

Slim plan. Goed bezig. Toch maar eens een afspraak bij de dokter maken.

Stilaan in een ander ritme beginnen te komen. Je probeert jezelf te observeren. Te kijken, niet te oordelen. Kijken kan de deur zijn voor gewoon aanvaarden. Heel voorzichtig.

Je hebt iets te leren hier. Niet dat het daarom gebeurt, maar als het gebeurt, dan is er iets uit te leren. Iets dat zeer nuttig is voor jou.

Woensdagnacht. Je hoofd lijkt een centrifuge. Je haalt alle trucs uit de kast om je lichaam rustig te krijgen. Niets lijkt te helpen. Even dreigt een licht gevoel van wanhoop. Stel dat dit nooit stopt, dit wat nu met je hoofd gebeurt. Je weet wat het is, je legt het aan jezelf uit. Het helpt maar een klein beetje.

Misschien zou je je een beetje schamen om je rammelende lijf (dat dus nog knokiger zal gaan worden), misschien zou je verlegen zijn voor het missen, misschien zou je niet weten wat je moet zeggen. Alleen dat je haar zag, ergens in de nacht. Dat zou je haar nog moeten vertellen.

Je wou het altijd al weten, wie dat is, die om vier uur ’s nachts nog tv gaat kijken. Jij bent het. Blijkt een goed idee te zijn.

Blij dat het ochtend is. Straks naar de dokter.

1 opmerking:

Tricky zei

Maar Jan toch... (zei ze hoofdschuddend!)
Verzorg je en beterschap!