27 juni 2013

Wat je niet bent

Soms ben je klein. Iemand zou je zo, met een vinger, open kunnen scheuren. Een hand zou niet genoeg zijn om je te helen.

Misschien is het een vorm van paniekvoorkoming. Toch nog maar even naar de dokter gaan. Om zeker te zijn dat je lichaam rustig aan het herstellen is. Dat je je geen zorgen moet maken. Vooral dat. Je bent niet goed in de mogelijkheid tot ziek worden in de zomer. Het brengt iets te veel herinneringen terug. En wat je toen aan jezelf beloofd hebt.

Zou het kunnen dat gelukkig zijn je soms verdrietig maakt? Zoals iemand die plots iets in je handen duwt en vraagt om het vast te houden. En dat je dan denkt dat het veel te warm zal zijn, en dat je het dus wel niet vast zult kunnen houden. En dat het alleen maar in jouw hoofd zo warm is. En dat je niet weet wat je moet doen.

Verlangen, in het algemeen dan, is een ingewikkeld woord. Misschien valt het te leren. Of misschien is het als een rivier. Je zit aan de oever te kijken. Watching the river flow. Je kunt blijven kijken, eindeloos. Je kunt ontdekken, misschien, dat je zelf een rivier bent.

En zoveel dingen waarop je je niet kunt voorbereiden.

Om sommige dingen te kunnen, zou je je eigen silhouet groter moeten kunnen maken. Een mooi afgerond geheel. Een vloeiende vanzelfsprekendheid. Lijnen die zich vlot bewegen op alle plekken, geven en ontvangen, zich plooien naar wat het moment vraagt, alsof het gewoon is. Niet die brokstukken met zoveel gaten ertussen.

Er zijn manieren van missen. Er zijn plaatsen van missen, in je huid.

Misschien heb je ooit geleerd te vermijden. Zou er nog tijd genoeg zijn om te leren niet te vermijden? Zou je niet te oud zijn? Zouden de nerven ingesleten zijn?

Je kijkt naar je handen. Je kijkt met je handen. Zou het zo zijn? Zou het er altijd geweest zijn?

Misschien moet je proberen dapper te zijn. En woorden zoeken.

Soms ben je klein. Terwijl je in de spiegel een groot lijf ziet. Misschien val je soms samen met jezelf.

En dat je denkt: dit is goed, dit is zomaar opvallend goed. En dat je achterom kijkt. Alsof iemand zal komen zeggen dat er een vergissing in het spel is.

En dat je denkt: het is alsof we tijd hebben. En dat het moeilijk is om aan de gedachte te wennen.

De verwarring in je huid. Ergens tussen zin en schaamte. En dat verwarring misschien wel je normale staat van zijn is. Dat er misschien niets mis is met fragmenten.

Zou het kunnen dat het geluk van een ander je soms verdrietig maakt. Alsof het niet aan jou is om het te mogen zien.

Maar blijkbaar gaat de weg naar (anders dan de weg terug) vanzelf. Stel je vast. Wil je er snel zijn.

Soms ben je klein. Soms wil je het zijn, klein. Om te weten waar ze zijn, de kieren. En hun ondichtbaarheid.

Of je onwerelds bent, of anderswerelds.

En dat het er, toch, zomaar allemaal is. En dat het, toch, niet zomaar allemaal voorbij is gegaan. Het zou een wonder kunnen zijn. Waiting to happen.

Geen opmerkingen: