16 juni 2013

Een eerste stukje


Er zijn mensen die merkwaardige afspraken maken met zichzelf. Zoals over het aantal stukjes dat per week zou moeten geschreven worden. Misschien hebben zij – af en toe – een heel klein beetje last van zeer lichtjes ontwikkeld plichtsgevoel. Het valt niet uit te sluiten. Als zij dan vaststellen dat het al zondag is, en dat er nog twee stukjes te gaan zijn voor het quotum van die week, dan komt er een subtiele vertwijfeling over hen heen. Soms.

De dag inglijden met een goede dosis Western Swing. Op de plaat omschreven als “toe-tapping, boot-stomping country”. En ja, je stelt vast dat er enig ritmisch bewegen is in die voet. Ook het wat zware hoofd beweegt, voorzichtig weliswaar, heen en weer.

Midden in de nacht wakker worden, en even niet meer weten waar je bent. Iets met je buik die helemaal hard is. En dingen die in je hoofd tollen. Even opstaan. Nadien een adem terugzoeken. En iets vertrouwds naast je weten, iets dat zomaar op een zekerheid lijkt. Zou dat wel mogen? En weer in deze plek komen. Daar waar je wou zijn.

Dat je toch eens even moet uitleggen wie die Linda nu eigenlijk is. Het is een vraag.

Op een krukje aan de toog. Een gesprek over mensen en die kloteziekte. Hoe de dingen gaan. En je schrikt van je eigen tranen.

Dat je niet zomaar dood mag gaan. Vooral nu nog niet. Als dat enigszins zou kunnen. Het lijkt wel een goede afspraak.

Het concept ‘een klein ijsje’ krijgt een heel nieuwe dimensie als je de toren ziet die met een soepele draaibeweging in het kleine bakje wordt gestapeld. Heeft iets te maken met het verlangen naar de hemel. Waarschijnlijk.

Lage afwasbakken zijn te beschouwen als een misdaad tegen de menselijkheid. Minstens. Compensaties in de vorm van verlangende ijsjes, chocolade muffins en uren durende rugmassages zouden – onverwijld! – in het internationaal recht moeten ingeschreven worden. Minstens.

Dat je zo kinderlijk gelukkig kunt zijn. De kaarten zijn besteld voor het volgend seizoen. En alles is erbij. Iets maakt je nu al verlegen. Al weet je niet wat.

Zijn er sierlijke manieren om dat nekhaar weg te scheren?

Een interessant gesprek over diverse vormen van lichaamshaar. Kom je in dat gesprek ergens de man in jezelf tegen? Voor zover aanwezig natuurlijk. Misschien eens de mening van Linda vragen. Ooit nog eens. In de HEMA.

Eigenlijk vind je dat stiekem wel een beetje fijn. Op een zondagochtend de zon binnenlaten, de tafel dekken, muziekje ontvangen, en dan nog even wachten op een blijde intrede.

Even terugdenken aan de aankomst op die verre plek. Wat is de streek mooi. Aan het station hangen bordjes. Dit is het oudste stationsgebouw van het Europese vasteland, zo staat er. (Dat woord vasteland fascineert je wel altijd.) Je staat nog even te wachten, in de zon. In je hoofd de lezing die je zo moet gaan geven. Dat ene moment van wachten, het lijkt een niemandsland dat je zomaar cadeau krijgt. Je koestert het.

Diezelfde avond. De trein vertrekt terug, uit dit einde van de wereld. Een wat schokkende diesel. De Britse man net voor je belt de ene na de andere op om te zeuren over een of andere vergadering, over hoe onheus hij wel behandeld werd, over hoe belangrijk hij eigenlijk wel is, en andere onzin. De trein heeft tijd, blijkbaar. Dat je die aansluiting graag zou willen halen, probeer je via intensieve magnetische hersenstralen duidelijk te maken aan de trein. Die trekt zich er niets van aan. Hij trekt zich rustig het grote station binnen. De andere trein is natuurlijk net een minuut weg. Nog even zitten op de bank op het perron. Perrons kunnen ’s avonds ook een einde van de wereld zijn. En eigenlijk wil je het niet toegeven aan jezelf. Want je zou op weg naar huis willen zijn nu, moe als je bent. En toch, hier even te zitten nu, met dat wonderlijk mooie licht. Daar, waar dat licht is, daar is de zee. En het is alsof je even daar bent. En ook dat krijg je zomaar cadeau.

En zomaar thuiskomen, telkens weer. Dat is wel een goede uitvinding.

Geen opmerkingen: