03 april 2007

Cake eten

One cannot have one’s cake and eat it. Het is zo’n mooie Engelse uitdrukking. Ik moest er nog aan denken vorige week. We zaten in een studiemoment over klimaat en ontwikkeling. Het wordt steeds duidelijker wat de impact van de klimaatverandering op landen en mensen wordt. Dat is trouwens ook de inhoud van het volgende deel van het IPCC-rapport dat deze week verschijnt.

Wat blijkt? Er is niets softs aan klimaatverandering. Het is een harde realiteit. De mensen die het minst verantwoordelijk zijn voor de accumulatie van broeikasgassen zullen wel de grootste slachtoffers zijn van de effecten van de klimaatverandering. Het gaat daarbij onder meer om Afrika.

Op allerlei manieren proberen diegenen die de historische verantwoordelijkheid dragen voor de problemen daar onderuit te komen. De belangrijkste bijdrage die een land als België zou kunnen leveren aan de eerlijke ontwikkelingskansen van landen in Afrika is een drastische verkleining van de eigen ecologische voetafdruk. In de klimaatdiscussie spreekt men over ‘mitigatie’. Samengevat: veel minder broeikasgassen de lucht insturen, en dat door eigen beleid, en in eigen land. Wat doet België echter? Net het tegenovergestelde. Veel meer dan zou mogen probeert ons land de eigen verantwoordelijkheid ‘af te kopen’ via de zogenaamde flexibele mechanismen. Het is een techniek om (theoretisch toch) de cijfers te halen, zonder al te zeer in je eigen vlees te moeten snijden. Dat premier Verhofstadt bij het begin van de IPCC-vergadering in Brussel wel met veel aplomb komt vertellen dat er vanaf nu ook “onpopulaire maatregelen” nodig zijn, maakt het allemaal nog cynischer.

Klimaatverandering tegenhouden kunnen we al niet meer. Voorkomen dat het echt uit de hand loopt, kunnen we misschien nog wel. Landen moeten zich tegelijk dus ook wapenen tegen een veranderend klimaat. Dat heet dan ‘adaptatie’ in het jargon. Simpel gezegd: als het water stijgt, moet je misschien extra dijken bouwen. Nederland, dat voor een groot stuk onder de zeespiegel ligt, kan dat. Bangladesh, dat in een vergelijkbare situatie zit, kan dat waarschijnlijk niet. Nederland is rijker dan Bangladesh. Bangladesh is minder verantwoordelijk voor het stijgend water in Nederland dan omgekeerd, maar betaalt er menselijk gezien wel een grotere prijs voor.

Als je uitgaat van een moreel beginsel van ecologische rechtvaardigheid dan is het duidelijk wat wij, hier in dit land zouden moeten doen. In de eerste plaats zelf ons huiswerk maken, en onze impact op de planeet serieus terugbrengen. In de tweede plaats anderen, die het slachtoffer zijn van onze ecologische gulzigheid, actief steunen. En dus geen trucjes. Geen misbruik van flexibele mechanismen (maar echte maatregelen in eigen land), geen misbruik van wat normaal ontwikkelingshulp moet zijn (dat moet gewoon doorgaan), geen ruil van ‘ecologische schuld’ voor verlichting van financiële schuld (dat laatste moet op zich gebeuren). Onder meer de mensen in Afrika verdienen actieve steun voor de adaptatie. En dat geld moet uit de normale begroting komen, moet niet in ontwikkelingssamenwerking worden binnengesmokkeld worden.

Tijdens de genoemde discussie moest ik dus aan de cake denken. Op de vraag naar extra middelen voor het Zuiden voor onder meer adaptatie werd gevraagd of dat toch niet beter binnen de budgetten van ontwikkelingssamenwerking zou kunnen. Zo zou dan ook waarschijnlijk gemakkelijker de 0,7% gehaald worden, waar België het toch slecht afbrengt.

In dit soort debatten wordt duidelijk dat werken aan echte rechtvaardigheid niet altijd zomaar kan met wat gemakkelijk ‘haalbaar’ is. In het algemeen klimaatdebat gebeurt het al zo vaak. Velen hopen dat we én de klimaatchaos kunnen vermijden én op geen enkele manier onze manier van leven fundamenteel zullen moeten wijzigen. Dat we de anderen kunnen ‘helpen’, zonder dat wij moeten veranderen. Meer ontwikkelingshulp geven wordt dan een vorm van geweten sussen. Een middel om opnieuw ‘daar’ iets te doen, zonder ‘hier’ iets te moeten veranderen. En hier moet het eigenlijk gebeuren.

In morele zin stelt de klimaatverandering ons voor een heel duidelijke keuze. Als we kiezen voor rechtvaardigheid, dan kunnen we niet anders dan bereid zijn onze manier van leven, en vooral dan de mate waarin die weegt op de aarde, in vraag stellen en veranderen. Als we die keuze niet willen maken, dan aanvaarden we impliciet dat de ene mens blijkbaar meer recht heeft op een waardig leven dan de andere.

Denken dat we migratie kunnen tegenhouden door meer ontwikkelingshulp te geven, zonder iets te veranderen aan b.v. de spelregels van de internationale handel, is kortzichtig. Denken dat we het klimaat kunnen redden door meer ontwikkelingshulp te geven, zonder iets te doen aan onze ecologische gulzigheid, is even kortzichtig. Zeggen dat er voor een serieus klimaatpartnerschap, met steun voor adaptatie in het Zuiden, geen geld is in de normale begroting buiten ontwikkelingssamenwerking, is cynisch.

Geen opmerkingen: