Er zijn van die dingen die me nooit lukken. Een daarvan is: niet te vroeg ergens aankomen. Als ik een afspraak heb, kom ik altijd te vroeg. Nog moeilijker wordt het als ik op weg naar die afspraak nog andere dingen wil doen. Hoe ruim schat je de tijd in die nodig is? Te ruim, zo blijkt altijd. Gisteren moest ik op weg naar mijn afspraak onderweg nog even koffie en geld halen. En ik merkte het al snel: ik zou weer een kwartier te vroeg zijn. Traag fietsen hielp niet echt. Daar zat ik dus in de wachtkamer. Intelligent voor me uit te kijken. Normaal doe ik het niet, maar dit keer dus wel: ik begon te lezen in een boekske dat daar lag voor het opvangen van de wachtkamerwachttijd. Een lifestylemagazine, met allerlei belangwekkende wetenswaardigheden.
En daar las ik dus het volgende. Een vrouw die een pompelmoesgeur heeft, wordt door een man 5 jaar jonger geschat. Daar moest ik even diep over nadenken. Ik probeerde het mij visueel voor te stellen, maar dat ging niet aangezien het hier over een geur gaat natuurlijk. Wie ontdekt zoiets? En meer nog: hoe onderzoek je zoiets? Man, man, het duizelde in mijn hoofd… Je zou meteen flauwe grapjes kunnen maken, zoals dat een pompelmoesgeur goed is om een appelsienhuid te camoufleren, maar dat zou te simpel zijn.
En terwijl mijn stramme spieren en haperende wervels werden aangepakt werd de wetenschapper in mij wakker. Hoe onderzoek je deze brandende kwestie? Als ik een partner had, had ik haar kunnen vragen om zo ergens at random een dag in de week te kiezen om een pompelmoesgeur op te doen, en dan nauwkeurig te onderzoeken wat er dan zou gebeuren. Twee problemen evenwel. Ik heb geen partner, dat wordt dus moeilijk. En ten tweede: hoe zuiver zijn de onderzoeksresultaten? Deze week las ik immers ook een bericht over chocolade. Chocolade in de mond zou opwindender zijn dan een hevige kus. Stel je voor dat ik net chocolade had gegeten op het pompelmoesmoment. Dan zou er misschien niets gebeuren. Wat wil zeggen dat er eigenlijk nood is aan een week chocoladeonthouding. Voor de eeuwige liefde wil een mens veel doen, maar een week geen chocolade eten, dat is toch wel een zware prijs…
Er zat dus niets anders op dan zelf op onderzoek te gaan. En dat heb ik gedaan, vanmorgen op de trein. Het moest grondig zijn, dus mijn plan was om de hele trein te doen, te beginnen in de laatste wagon. En zo geschiedde. “Mevrouw, mag ik even aan u ruiken?” Een openingszin als een andere.
Nu was ik wel een beetje zenuwachtig. Vrouwen die ik al vaak zag staan wachten op het perron, zou ik nu van dichterbij leren kennen. Maar vooral: zou ik wel in staat zijn om onmiddellijk, on the spot, de enige echte pompelmoesgeur te herkennen? Pompelmoesfaalangst, met andere woorden.
Op zich viel het goed mee. Geen enkele vrouw weigerde. Op één na. Die had zelf ook het bewuste artikel gelezen en was net een openingszin aan het bedenken om zelf op onderzoek te gaan.
Wetenschappelijk onderzoek is zwaar. Probeer maar eens voor jezelf het verschil te beschrijven tussen een komkommer- en een karnemelkgeur. Of probeer maar eens op een diplomatische manier aan een vrouw van bijna, maar lang nog niet helemaal, middelbare leeftijd uit te leggen dat ze géén pompelmoesgeur heeft. Er zal nog veel nazorg nodig zijn, maar ook dat hoort bij het vak natuurlijk…
Er zijn ook bijkomende problemen voor de onderzoeker. Je moet je immers helemaal op de geur concentreren, en je niet laten afleiden door andere bijkomstigheden. En dat is in het kader van de oprukkende lente niet altijd gemakkelijk. Zo zijn er vrouwen met duizelingwekkende decolletés. Nadeel daarvan is dat het de wetenschappelijke aandacht kan doen verslappen. Voordeel is dan weer dat de beruikbare oppervlakte vergroot. En dat is natuurlijk goed voor de wetenschap.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik, eens ik over de helft van de trein was, stilaan wanhopig begon te worden. Ik had wel moeten vaststellen dat er een immense voorraad fantastische vrouwen op de wereld is, en zeker op de trein. Maar de pompelmoesstress begon toch toe te nemen. Steeds meer begon ik eraan te twijfelen of ik mijn onderzoek succesvol zou kunnen afronden. Ik had nog geen enkele vrouw gevonden die naar pompelmoes rook.
Ter hoogte van Brussel-Noord kwam ik in de voorste wagon aan. Uitgeput, en bijna uitgeroken. Er zat nog één vrouw. “Mevrouw, mag ik even aan u ruiken?” “Maar natuurlijk jongeheer.” Vastberaden me op geen enkele manier van mijn missie te laten afbrengen, legde ik mezelf een strikte neutraliteit op. Ik zou me niet laten afleiden door eender welke uiting van vrouwelijke schoonheid in deze vrouw. En, ja! Daar was de geur. Onmiskenbaar een pompelmoesgeur.
“Mevrouw, ik weet dat het moeilijk is, maar mag ik uw leeftijd raden?” Ze glimlachte een beetje uitdagend naar mij en knikte, terwijl ze me diep aankeek. “Volgens mij bent u 93 jaar mevrouw, klopt dat?” Ze begon hardop te lachen. “Nee, mijn lieve jongen, ik ben 98, pas geworden.” We vielen elkaar snikkend in de armen. En zo zie je maar: je moet altijd geloven wat er in de boekskes staat.
En daar las ik dus het volgende. Een vrouw die een pompelmoesgeur heeft, wordt door een man 5 jaar jonger geschat. Daar moest ik even diep over nadenken. Ik probeerde het mij visueel voor te stellen, maar dat ging niet aangezien het hier over een geur gaat natuurlijk. Wie ontdekt zoiets? En meer nog: hoe onderzoek je zoiets? Man, man, het duizelde in mijn hoofd… Je zou meteen flauwe grapjes kunnen maken, zoals dat een pompelmoesgeur goed is om een appelsienhuid te camoufleren, maar dat zou te simpel zijn.
En terwijl mijn stramme spieren en haperende wervels werden aangepakt werd de wetenschapper in mij wakker. Hoe onderzoek je deze brandende kwestie? Als ik een partner had, had ik haar kunnen vragen om zo ergens at random een dag in de week te kiezen om een pompelmoesgeur op te doen, en dan nauwkeurig te onderzoeken wat er dan zou gebeuren. Twee problemen evenwel. Ik heb geen partner, dat wordt dus moeilijk. En ten tweede: hoe zuiver zijn de onderzoeksresultaten? Deze week las ik immers ook een bericht over chocolade. Chocolade in de mond zou opwindender zijn dan een hevige kus. Stel je voor dat ik net chocolade had gegeten op het pompelmoesmoment. Dan zou er misschien niets gebeuren. Wat wil zeggen dat er eigenlijk nood is aan een week chocoladeonthouding. Voor de eeuwige liefde wil een mens veel doen, maar een week geen chocolade eten, dat is toch wel een zware prijs…
Er zat dus niets anders op dan zelf op onderzoek te gaan. En dat heb ik gedaan, vanmorgen op de trein. Het moest grondig zijn, dus mijn plan was om de hele trein te doen, te beginnen in de laatste wagon. En zo geschiedde. “Mevrouw, mag ik even aan u ruiken?” Een openingszin als een andere.
Nu was ik wel een beetje zenuwachtig. Vrouwen die ik al vaak zag staan wachten op het perron, zou ik nu van dichterbij leren kennen. Maar vooral: zou ik wel in staat zijn om onmiddellijk, on the spot, de enige echte pompelmoesgeur te herkennen? Pompelmoesfaalangst, met andere woorden.
Op zich viel het goed mee. Geen enkele vrouw weigerde. Op één na. Die had zelf ook het bewuste artikel gelezen en was net een openingszin aan het bedenken om zelf op onderzoek te gaan.
Wetenschappelijk onderzoek is zwaar. Probeer maar eens voor jezelf het verschil te beschrijven tussen een komkommer- en een karnemelkgeur. Of probeer maar eens op een diplomatische manier aan een vrouw van bijna, maar lang nog niet helemaal, middelbare leeftijd uit te leggen dat ze géén pompelmoesgeur heeft. Er zal nog veel nazorg nodig zijn, maar ook dat hoort bij het vak natuurlijk…
Er zijn ook bijkomende problemen voor de onderzoeker. Je moet je immers helemaal op de geur concentreren, en je niet laten afleiden door andere bijkomstigheden. En dat is in het kader van de oprukkende lente niet altijd gemakkelijk. Zo zijn er vrouwen met duizelingwekkende decolletés. Nadeel daarvan is dat het de wetenschappelijke aandacht kan doen verslappen. Voordeel is dan weer dat de beruikbare oppervlakte vergroot. En dat is natuurlijk goed voor de wetenschap.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik, eens ik over de helft van de trein was, stilaan wanhopig begon te worden. Ik had wel moeten vaststellen dat er een immense voorraad fantastische vrouwen op de wereld is, en zeker op de trein. Maar de pompelmoesstress begon toch toe te nemen. Steeds meer begon ik eraan te twijfelen of ik mijn onderzoek succesvol zou kunnen afronden. Ik had nog geen enkele vrouw gevonden die naar pompelmoes rook.
Ter hoogte van Brussel-Noord kwam ik in de voorste wagon aan. Uitgeput, en bijna uitgeroken. Er zat nog één vrouw. “Mevrouw, mag ik even aan u ruiken?” “Maar natuurlijk jongeheer.” Vastberaden me op geen enkele manier van mijn missie te laten afbrengen, legde ik mezelf een strikte neutraliteit op. Ik zou me niet laten afleiden door eender welke uiting van vrouwelijke schoonheid in deze vrouw. En, ja! Daar was de geur. Onmiskenbaar een pompelmoesgeur.
“Mevrouw, ik weet dat het moeilijk is, maar mag ik uw leeftijd raden?” Ze glimlachte een beetje uitdagend naar mij en knikte, terwijl ze me diep aankeek. “Volgens mij bent u 93 jaar mevrouw, klopt dat?” Ze begon hardop te lachen. “Nee, mijn lieve jongen, ik ben 98, pas geworden.” We vielen elkaar snikkend in de armen. En zo zie je maar: je moet altijd geloven wat er in de boekskes staat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten