Ik heb nooit goed begrepen waarom discussies over verlies aan biodiversiteit altijd zo moeilijk zijn. Moeilijk staat hier voor bedreigend. Je zorgen maken over soorten van planten of dieren die verdwijnen is volgens velen sentimenteel of zelfs anti-menselijk of zo. Waarom dat zo is, ontgaat me, eerlijk gezegd.
Bijna dagelijks ben ik nu bezig met het verzamelen van nieuws over de ijsbeer. Het gaat natuurlijk niet alleen over de ijsbeer zelf, maar ook over alles wat te maken heeft met klimaatverandering, en dat in de vorm van herkenbare berichtjes. De ijsbeer is een symbool voor wat ook met zoveel andere dieren en planten gebeurt. De kaalslag die we als mens aanrichten doet me toch pijn, ik kan het niet anders benoemen. Dat je in een rapport gewoon kunt lezen dat de ijsbeer tegen 2050 waarschijnlijk alleen nog in een dierentuin te vinden zal zijn, maakt me opstandig en onrustig.
Maar als je over zoiets begint, wordt er al heel snel wat meewarig gedaan. Alsof we alleen maar over mensen moeten praten. Of – en dat is dan meteen de retorische vluchtweg – dat het oplossen van de armoede toch wel veel belangrijker is dan het redden van enkele bloemetjes en bijtjes. En zo word je dan altijd in een hoek geduwd waar je niet thuishoort. Het is dezelfde logica die tot natuurvernietiging en verscherpte sociale tegenstellingen leidt. Je kunt het een niet los van het ander zien, en ook niet tegenover elkaar stellen. Waarom zou je trouwens niet verontwaardigd mogen zijn over én het onmetelijke onrecht op deze planeet én over de achteruitgang van de natuur?
Er zijn natuurlijk gevaarlijke mensen die de ‘natuur’ misbruiken als alibi voor hun reactionaire ideeën. In de natuur zien ze hun veronderstelde ‘natuurlijke orde’, waarin de dieren wolven zijn voor elkaar, en waaruit ze dan construeren dat ook de mensen hun maatschappij zo moeten inrichten. Klinkklare nonsens, en vooral politiek verwerpelijk.
De mens is een menselijk dier. We delen meer met de dieren dan we soms zelf zouden willen misschien, maar we delen ook nog zoveel met alle andere mensen wat we niet met de dieren delen. Een mens is een verhalen vertellend wezen. Een mens is in staat tot morele verontwaardiging. Als de menselijke geest zo sterk is, zo creatief en zo hoogstaand, dan moet de mens toch ook in staat zijn tot een omgang met de andere bewoners van de planeet die ingegeven is door liefde, en niet door ‘gebruik’.
Waarom is het altijd nodig om dieren en planten zo gemakkelijk in functie van de mens te bekijken? Waarom moeten ze ‘nuttig’ zijn? Waarom moeten ze zo vanzelfsprekend op de tweede plaats komen? Waarom mogen ze niet gewoon op zichzelf zinvol en genoeg zijn? Ik word soms zo moe van de theoretische debatten over de al dan niet intrinsieke waarde van de niet-menselijke wezens. Als het gaat over het menselijk handelen, dan kun je perfect in morele termen spreken over gradaties van waarde of over verschillende soorten menselijk gedrag. Als dat helpt, dan heb ik er niet zo’n probleem mee dat mensen naar het tropisch regenwoud kijken als naar een arsenaal aan nog niet ontgonnen geneesmiddelen dat dus bescherming verdient. Moreel handelen is des mensen, en je hoeft die categorieën dus helemaal niet over te plaatsen naar de dieren.
Maar ook als je geen enkel spiritueel gevoel hebt, kun je toch niet blijven volhouden dat alle andere soorten alleen een waarde hebben in de mate dat ze die waarde toegekend krijgen van de mens. Dat is toch nogal arrogant. Trouwens, de mens is verbonden met de rest van de natuur. Als we alle bomen kappen, stikt de mens. En als van vandaag op morgen alle mensen ineens zouden doodvallen, stopt de aarde niet met draaien. Een beetje bescheidenheid mag dus wel.
Het louter ‘esthetisch’ redden van een dier zegt me niets. Als er een of ander paard of zo alleen nog maar in twee exemplaren in een of andere dierentuin leeft, dan lijkt het mij veel eerlijker om aan onszelf toe te geven dat dat dier is uitgestorven, en daar dan ook respect voor te hebben. Het heeft ook geen zin om te ontkennen dat in de loop van de geschiedenis van de aarde soorten gekomen zijn en gegaan. De mens is ook een van die soorten, in die lange keten, dus geen probleem.
Maar als we weten dat er een enorme versnelling is in het verlies van soorten dieren en planten, door menselijk ingrijpen, dan mogen we dat als mens niet aanvaarden vind ik. Dat recht heeft de mens niet. Het is wel erg als de ijsbeer verdwijnt, of dat nu een mooi of lelijk dier is, of het nu ‘nuttig’ is of niet.
De aarde is zo ongelooflijk mooi en rijk. Aanvaarden dat de mens alleen maar meer mens kan zijn door haar of zijn band met alle andere delen van de planeet te voelen, is volgens mij vooruitgang. Het is niet ‘terug naar vroeger’, het is nog minder ‘anti-humanistisch’, integendeel. Het spreekt de mens aan op zijn of haar menselijkheid.
Die band hoeft helemaal niet spiritueel te zijn. Maar het kan natuurlijk wel. Voor mij is dat wel zo. Als ik naar de reeds gekwetste zee kijk, of naar een vuile rivier, dan voelt dat aan als pijn. Het is alsof iets van mij gekwetst is. Als ik lees over verdrinkende ijsberen, dan voel ik verontwaardiging. Het is hetzelfde hart dat ook kwaad is over wat er in Darfoer gebeurt of dat zich niet kan neerleggen bij de gevolgen van de stijgende zeespiegel in Bangladesh.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten