28 juni 2008

De stemmen

Het is een winkel waar ik graag kom. Maar eigenlijk niet altijd. Niet als die ene verkoper er staat. Waarom, vroeg ik me af. Het is zijn stem, dat weet ik nu. Er is iets met die stem. Misschien is het de manier waarop hij altijd maar praat. Tegen zijn collega, en ook tegen de klanten. Hij praat de hele tijd. De ene waarheid na de andere wordt gedebiteerd. Als ik zijn collega was, zou ik al na een half uur doodop zijn vermoed ik. Waarschijnlijk wil ik dat het op die plek stil is. Of toch stil genoeg. Je moet rustig kunnen kijken. Een beetje verblijvend in je eigen wereld. Maar dat er gepraat wordt is nog niet alles. Er is ook iets met de stemkwaliteit. Ik merkte het toen ik probeerde te ontcijferen waarom juist die stem me vermoeide. Niet alleen praat hij te hard. Er is ook iets met de intonatie. Te vaak op dezelfde toon, zonder golven, zonder getijden. Dat, en te hard, en te veel, die combinatie blijkt erg vermoeiend. Zijn stem trekt zich niet af en toe terug. In stilte, in twijfel, of gewoon al maar in vragen, in niet weten, in niets willen zeggen, in gewoon luisteren. En het ligt niet alleen aan de plek. Ooit zat diezelfde man tegenover me op de trein. Hij sprak met een collega of vriendin. En hoewel ik me toch een beetje kon terugtrekken in mijn krant, kwam ik moe ter bestemming. Het is alsof die stem lijkt te staan voor iemand die steeds op zijn eigen voorsteven staat, nooit even naar achteren loopt, zich nooit even laat meedrijven met het eigen schip.

Misschien zijn er mensen die niet moe worden van hun eigen stem. Zoals die vier vrouwen die samen naar het werk gaan, en die ik al enkele keren op de trein zag. Er lijkt een soort taakverdeling te bestaan tussen hen. Een van hen begint met de onderwerpen. Ze ratelt door, steeds hard, steeds met een soort al dan niet gemeende verontwaardiging. Over hoeveel die en die reis kost, hoe ver en nog verder ze dit jaar wel op reis zal gaan en hoeveel landen ze gaan ‘doen’, hoeveel korting je voor dat apparaat volgens die folder in die winkel kunt krijgen, hoeveel benzine je voor zoveel euro kunt tanken, vanaf hoeveel foefelen met je belastingen het zou kunnen beginnen op te vallen, en nog meer. En dat gaat maar door. Een normale mens zou op die manier al licht uitgeput op het werk moeten aankomen. Ik zou haar wel eens willen vragen of ze niet moe wordt van het geluid dat ze zelf voortbrengt. Misschien heeft ze gewoon zoveel energie dat dat nog een hele dag doorgaat. Misschien zit ze ’s nachts rechtop in bed nog steeds door te tateren tegen haar man die vruchteloos probeert te slapen, of zich ondertussen al heeft bekwaamd in het selectief doof zijn. Soms lijkt er een lichte wanhoop in haar ogen. Het altijd maar doorpraten, de stem die voortdurend voor een mens uitloopt en nooit om durft kijken, het kan niet dat het lichaam dat zomaar toestaat. Misschien is ze bang van de stilte, even bang als van het gevoel om niet steeds vooruit te gaan. Misschien stuurt ze daarom steeds haar stem voorop en doet ze alsof er nooit een mijnenveld kan zijn.

Er zijn mensen die steeds tegen elkaar roepen. In verschillende varianten. Zoals: de vrouw roept altijd tegen de man, de man probeert altijd te zeggen dat hij het wel gehoord heeft, maar heeft dat eigenlijk al dertig jaar geleden opgegeven. Waar zou ze schrik van hebben? Het idee niets te zeggen, of het stil te zeggen moet op een of andere manier bedreigend zij. De stilte of alleszins het stillere lijkt misschien een licht implosierisico in zich te dragen. En alles is beter dan dat waarschijnlijk.

Misschien is het beter je stem als een persoon te aanvaarden, en niet als een instrument. Een stem die doorheen het woud van je eigen onbepaaldheid en onvatbaarheid beweegt. Waar je begint en waar je eindigt zul je misschien wel nooit weten. Je kunt toekijken hoe je stem laveert tussen dat alles. Steeds bijna of geheel ontsnappend. Soms let je er niet op, zou je niet weten welke stem er was. Soms kun je heel erg verlangen naar een stem, maar komt ze niet. Dan staat er te veel lichaam, te veel onrust, tussen jou en die stem.

Misschien moet je stem zichzelf wel toestaan veel mensen te zijn. Soms vol zelfvertrouwen en onbevreesd. Soms ijl en vluchtend. Soms in onvrede met de rest van het lichaam. Soms preuts en met neergeslagen ogen. Soms diep en met de aarde verbonden. Soms even onaf en gehavend als de littekens in je huid. Soms een danser en soms een eenzaam kind.

En kijken naar al die mensen, naar elke rimpel in hun lijf, en ze allemaal leren kennen. En lang zwijgen om ze allemaal beter te horen. Misschien wordt wat zo verwarrend leek en wat moest vermeden worden zo wel even vertrouwd als de zee gedurende een heel etmaal. Misschien wordt een lichaam dat al die mensen toelaat zelf wel minder moe. En misschien wordt een andere mens die dat lichaam waarneemt ook wel minder moe en meer geneigd om te blijven.

2 opmerkingen:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
Misschien stuurt ze daarom steeds haar stem voorop en doet ze alsof er nooit een mijnenveld kan zijn.

.

Mooi beeld.
De stem 'als verkenner'.

Maar er zijn ook stemmen om 'verliefd' op te worden.

Ik denk nu plots terug aan 'Irène Houben'.
Jaren zeventig. Radio Limburg.
Jaja, dat bestond nog.

Ze koos 'aparte' muziek. Zat met een glas rode wijn en een brandende kaars in de studio.
Sprak voor vele studenten in Leuven op kot. Zondagavond?

En die stem, sjonge,
alsof je haar lichaam kon aanraken ...

.
Ooit zag ik ze uit de lucht vallen.
Aan een parachute weliswaar.
Op 'het strand van Oostende' ?

.

ZOZEFINA zei

Ik was verliefd op haar stem en haar programma.Luister nog geregeld naar haar 'aparte' liedjes.Eindelijk vind ik iets terug maar hoe zou het haar vergaan zijn?