Het is een ochtend voor fado. Een lichte mist daarbuiten, zo lijkt het. Het weer wacht af. Is misschien wel een beetje moe. Doen jullie het zelf maar even vandaag. Lichte rimpels in de wind. Stel dat je je vingers zou laten rusten op de wind. Nauwelijks merkbaar zouden ze bewegen. Als een aarzelende melancholie, een beetje verlegen nog. Je zou traag door de stad kunnen wandelen. En ruiken waar de dingen kantelen. Je zou het in hun ogen zien.
Soms is het beter even te wachten voor je schrijft. Pas als je begint te spreken hoor je de woorden die daar al die tijd al waren. Rustig bij elkaar, als de kiezels aan het strand. Nog niet bewust van hun zwaartekracht. Die is er pas voorbij de grens van het spreken. Ze worden overgeleverd aan de lucht en nestelen zich in wat gehoord kan worden. Via hun klank komen ze terug naar jou. Terug vanwaar ze vertrokken waren, maar nu anders. En je zou willen schrijven. Om te weten wat ze betekenen. Ze wegen op je schouders. Het is beter even te wachten. Er is morgen nog een dag.
Ooit, tussen toen en nu, ben je samengevallen met dat lichaam. Je ziet het in de spiegel. Gestolde tijd die zichzelf verzoend heeft. Een foto zou nog andere dingen zien dan de spiegel. Ook de pijn en wat niet uitgesproken is hebben zich genesteld, en het is goed zo. Misschien zijn ze enkel aan deze kant te zien, niet in de spiegel. Soms loopt het nog even weg, zoals een kind dat je kwijt raakt op de kermis. Maar het lijkt erop dat er steeds een terugkeer is.
En je zou alle pijn en alle verdriet van al je vrienden willen kunnen wegnemen. Dat het leven lijden is, dat lijden dus een gewoon deel van het leven is, en de troost die ervan uit gaat. Het is niet erg als het voor jezelf is. Maar de anderen. Je kijkt, maar het verscheurt je. Je zou willen. Misschien iets met je handen. Misschien met de woorden die een weg zouden zijn. Je kijkt, en ziet dat je misschien alleen kunt kijken. Ik zal hier naast je zitten, en ik beloof je dat ik niet weg zal gaan. We zullen doen alsof je je pijn echt in mijn handen zou kunnen leggen. En ik blijf gewoon zitten, en we praten, of we zwijgen, het maakt niet uit.
Je kijkt rond en ziet alle andere mensen. Heel even ben je gewoon een van hen. Je kunt rondlopen. Hier en daar kijken. Je zou iets kunnen zeggen, en er worden dingen tegen jou gezegd. Je herkent mensen, en zij herkennen jou. Heel even besef je dat je waarschijnlijk veel meer mensen gewoon zou aanraken als je deze stroom zou volgen. Traag stappen, zelfs dat zou kunnen.
Vroeg wakker worden op een zondag. Je hoort alle geluiden die er niet zijn. Morgen zijn ze weer daar, maar nu nog niet. Ze houden zich schuil tussen spleten en kieren. Opgelucht laten ze de ruimte aan anderen. Die bewegen eerst nog wat onwennig maar al snel vol vertrouwen. Misschien is dit een goed moment om niet meer te wachten. Even zou je nog kunnen geloven dat het bijna een niemandsland is. Verlaten en nog niet gevonden.
Er zijn mensen die op je wachten. Soms een beetje, soms iets meer, en soms niet. Maar het zou kunnen dat ze op je wachten. Net zoals ze soms aan je denken. Het blijft een verrassend mysterie dat je daar kunt zijn, ook al wist je het niet of was het niet te vermoeden. En ook als je er niet meer zou zijn, zouden ze nog steeds kunnen wachten. Zodat je altijd, ook al kan het niet meer, terug zou kunnen komen.
Stel dat je iedereen zou fotograferen. Ze zouden bij elkaar zijn als in een dik boek. Ook al zijn zij hier, die foto’s zouden daar zijn. In een waarheid die alleen in zwart-wit zou kunnen gevat worden. Misschien zouden ze na lang wachten anders in hun lichaam zitten. Dieper. Met een andere huid. Je zou het papier willen aanraken. Misschien zou je de geur nog weten van het grote fototoestel dat daarvoor uitgekozen was. En ze zouden blijven, zoals ze ooit, heel even, bedoeld waren.
1 opmerking:
"Er zijn mensen die op je wachten. Soms een beetje, soms iets meer, en soms niet. "
En dan kraait er soms een haan.
Soms ook niet.
Of een hond blaft in de verte.
De zon kan opkomen of ondergaan.
En de hitte kan de pannen laten kraken.
Of dampen van de regen.
En dan
op zo'n moment
als de fado toeslaat
de wasem uit de grond stijgt ...
denk ik aan haar: Christina Branco.
.
Een reactie posten