‘Ik ben blij dat jij zo goed begrijpt wat ik wilde zeggen. Het is alsof je woorden geeft aan wat in mijn buik zat.’
‘Vind je dat dan zo raar? Ik ken je toch, zo moet het toch zijn?’
‘Ja, misschien wel. Het doet me goed dat het bij jou zo is.’
‘Je zult er nooit aan wennen denk ik, hoe vaak ik het ook zeg.’
‘Ik voel hoe je nadenkt en luistert, en dan zeg je iets. Je hebt geen schrik om te zeggen hoe het volgens jou is of zou moeten zijn. Veel mensen zeggen wel iets, maar zonder eerst te luisteren. Begrijp je?’
‘Ja, dat is waar. Jij luistert heel goed, misschien wel nog beter. Dat is heel uitzonderlijk.’
‘Het maakt je heel mooi, hoe je in de dingen staat. Je bent dan zo geconcentreerd, dat het me soms bijna in de war brengt.’
‘Ik kan dat niet bij iedereen, misschien wel alleen bij jou. Sommigen zijn het ook niet waard, denk ik soms wel eens.’
‘Ja, dat zeg je vaak. Ik zou het zo niet kunnen denken, maar je hebt wel gelijk.’
‘Soms overrompelt het me allemaal. Dan zijn er zoveel dingen te voelen.’
‘Ik heb het altijd mooi gevonden hoe je ervoor kiest om daar niet van weg te lopen.’
‘Het is wel niet altijd een keuze, maar ik weet dat er geen andere weg is. En jij ziet ook alles zo goed natuurlijk. Het was mooi, wat je me vertelde over mijn kinderen.’
‘Het klinkt raar waarschijnlijk, maar misschien moet je wat trager praten over je kinderen. Proberen je stem lager te krijgen, en zien wat er dan gebeurt. Je moet niet bang zijn.’
‘Ik begrijp wat je bedoelt. Geef me gewoon de tijd. Het zal wel lukken.’
‘Je zou eens moeten zien hoe ze naar je kijken. Ik denk dat je dat niet ziet.’
‘Nee, dat zie ik niet, niet zoals jij dat ziet.’
‘Het leven stroomt vanzelf wel, net als de eeuwige rivier. Je kinderen zijn een deel van de rivier. En jij ook. Dus wat kan er dan fout gaan?’
‘Alles kan fout gaan natuurlijk. Ik wil graag naar hen kunnen kijken, en alleen zien wie zij zijn, niet wat er van mij in hen is.’
‘Misschien zal dat wel nooit lukken, en misschien is dat ook helemaal niet zo erg. Vroeger dacht ik er anders over, maar nu vind ik het goed zo. Misschien word ik wel oud?’
‘Jij, oud? Jij bent altijd al een beetje oud geweest, en tegelijk zul je nooit oud worden. Net daarom moet je ook echt heel oud worden.’
‘Weet je, soms wil ik het ook wel. Als het me gegeven is, wil ik het wel.’
‘Twijfel je nog altijd dan?’
‘Misschien wel minder. Ik zie zijn foto daar. Ben ik nu alleen wie ik ben? Of besef ik nu pas ten volle dat ik ook altijd al die anderen geweest ben, die gewoon in mij leefden?’
‘Als ik naar je kijk, dan zie ik ook de anderen. En je draagt hen heel waardig. Ze zijn in goede handen bij jou.’
‘Het is mooi hoe je dat zegt. En als jij het zegt, dan voelt het ook goed.’
‘Ik kan steeds beter zien hoe ze allemaal in jou overlopen.’
‘Is het niet raar dat je bij mij wel die anderen wilt zien, maar niet jezelf in je kinderen?’
‘Te moeilijk, andere vraag, zou ik zeggen als dit een quiz was.’
‘Misschien komt het ook wel vanzelf bij jou, met het ouder worden.’
‘Kun je daarop wachten?’
‘Natuurlijk. Het is zelfs iets anders dan wachten. Gewoon kijken, denk ik.’
‘Waar haal je het toch altijd?’
‘Het komt gewoon. Zolang het maar in de woorden is. Daar voel ik me thuis, soms toch.’
‘Woorden zijn al veel. Het is niet erg, jij bent die woorden, dus zo is het ook goed.’
‘Misschien moet je ook wat meer naar jezelf kijken, gewoon kijken.’
‘Ik doe mijn best, maar het maakt me vaak nog onrustig.’
‘Wanneer zijn we eigenlijk in elkaars leven gekomen? Is het echt nog maar zo kort? Of waren we daarvoor al verbonden, alleen nog niet onthuld?’
‘Het moet daarvoor al geweest zijn, dat kan toch niet anders. Maar dat onthullen? Wat doen we daarmee?’
‘Te moeilijk, andere vraag.’
‘Jaja, dat had je wel gewild.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten