26 oktober 2008

Contrapunt


De nieuwe roman Contrapunt van de Nederlandse schrijfster Anna Enquist bevindt zich op het kruispunt tussen woorden en muziek, en is zo een poging om een vorm te geven aan een hartverscheurend verdriet. In 2001 verloor de schrijfster haar 27-jarige dochter bij een verkeersongeval (een zogenaamd dodehoekongeval) op de Dam in Amsterdam. Eerder schreef ze al gedichten over dit gebeuren, nu is er deze roman.

In het boek worden geen namen genoemd. Het gaat over een vrouw, een dochter, een zoon en een man. De vrouw zet zich aan het opnieuw instuderen van de beroemde Goldbergvariaties van Johann Sebastian Bach. Dertig jaar eerder deed ze het al eens, en nu doet ze het opnieuw. Dat is al meteen een van de vele spiegeleffecten die in het boek speelt. Een van de bekendste opnamen van dit stuk is van de excentrieke pianist Glenn Gould, die twee opnames ervan maakte, tegelijk zijn allereerste en ook zijn allerlaatste plaat.

Het boek is opgebouwd volgens de structuur van het muziekstuk: een aria, daarna dertig variaties op die aria, en ten slotte opnieuw dezelfde aria. In het boek lopen drie verhaallijnen door elkaar. Er zijn beschouwingen over alle afzonderlijke delen van de Goldbergvariaties. Hoe ze zijn opgebouwd, en hoe moeilijk het is om ze te spelen. Verder kom je veel te weten over Bach en het totstandkomen van dit werk. En tussen dit alles wordt in een hele reeks flarden het leven verteld van de dochter, die 27 jaar wordt, en haar relatie met haar moeder.

De Goldbergvariaties hebben een strenge, gedisciplineerde vorm. Het thema uit de aria wordt variatie per variatie herwerkt in een eindeloze reeks spiegeleffecten. In al hun abstractie hebben ze toch een verpletterend emotioneel effect op de luisteraar. Wat je hoort, lijkt soms simpel, tot je zelf naar de partituur begint te kijken, en ziet hoe complex dit alles is. In het boek wordt vermeld dat Bach wilde dat zijn muziek de natuur weerspiegelde, en hiermee bedoelde hij de menselijke natuur.

De strenge vorm van het boek is een manier om een onuitsprekelijk verdriet toch vorm te geven. De vrouw stort zich met grote overgave op de moeilijke muziek. Het is een vorm van ordenen van de chaos en de leegte. Het spelen wordt omschreven als een verdoving. Voor de vrouw in het boek is het een manier om in de tijd te zijn. Ze verwijst naar de tijdsbeleving bij een Zuid-Amerikaanse indianenstam. Daar ziet men het verleden voor zich, en voelt men de toekomst achter zich. Zo voelt de vrouw zich ook. Ze zit met haar rug naar de toekomst, die haar in een bijna verstikkende greep houdt. Het verleden is verpletterend hevig aanwezig. Ze moet erdoor, en wil en kan het nauwelijks. De vrouw ontdekt dat Bach zijn stuk maakte nadat een van zijn zonen was overleden. Het werken aan dit verbluffende meesterwerk was een manier om niet gek te worden. Bij haar heeft het spelen ervan een vergelijkbare functie.

De vrouw voelt hoe ze een verhaal moet doen, maar wil eigenlijk liever niet naar de woorden gaan. De muziek en het harde oefenen hebben een zeker herstellend effect in haar hoofd. Ze zou als het ware in die ruimte willen kunnen blijven, maar daarmee kan ze niet genoeg vertellen. Het ritme van het oefenen op de onderdelen van het stuk staan haar toe om stukje bij beetje herinneringen aan haar dochter toe te laten en die te noteren in een schriftje.

In de Goldbergvariaties zie je telkens opnieuw hoe verschillende stemmen met elkaar in dialoog tot zelfs confrontatie gaan. Ze herhalen elkaar, zijn elkaars spiegelbeeld, zingen zich naar elkaar of van elkaar weg, maken zich bijna onherkenbaar voor elkaar, dreigen verloren te lopen, maar komen toch weer terug. En dat binnen een vast kader. Met mensen in het algemeen, en met de mensen in dit verhaal is dat niet anders. In de fragmenten over moeder en dochter zie je een lange reeks variaties op loslaten en aantrekken. Aandoenlijk, grappig, herkenbaar. Steeds ‘klein’, nooit in grote gebaren. Er wordt beschreven. Je ziet hoe de moeder zelf de hele tijd worstelde met het niet kunnen loslaten.

In de strenge vorm van de vertelling voel je het enorme onvermogen om uiting te geven aan dit peilloze verdriet. Het moeizame aanvaarden van de woorden, die enkel in omtrekkende bewegingen iets kunnen zeggen over een leven, en die altijd falen tegenover wat ze zouden moeten beschrijven, trilt doorheen het hele boek. Je voelt hoe de (soms technische) beschrijvingen van alle variaties van het muziekstuk voor de vrouw een soort veilige eilandjes zijn waarop ze even kan verblijven tussen de stroom die op een of andere manier zou moeten verwoord worden. Er is een ingehoudenheid waaronder je een niet te peilen pijn kunt vermoeden. De woorden zijn afgedwongen. Zo ver kan ze komen.

In Contrapunt voel je de worsteling van een moeder die eigenlijk al een heel leven bezig was te proberen haar dochter los te laten, maar net doordat ze sterft dat eigenlijk nog veel moeilijker kan. Ze beseft dat ze de tijd niet kan stilleggen en staart met de moed der wanhoop in een toekomst die ze eigenlijk niet zou willen zien. De beknelling van de toekomst is na dit verhaal iets minder erg. “Ze had zich aan de toekomst ontworsteld. Nooit zou ze de dochter zwanger zien, als moeder, met de eerste grijze haren. Het gebied waar het kind nog zichtbaar was, lag achter haar.” Op het einde van het verhaal speelt de vrouw de herhaling van de aria, na de dertig variaties. “In een kleine wereld, los van ruimte en tijd, speelt de moeder een lied voor haar kind. Voor het eerst, voor het laatst. Het meisje leunt tegen haar schouder.”

Contrapunt is een erg aangrijpend boek. Het zegt iets over wat niet gezegd kan worden. Achter de kale en naakte schoonheid van de Goldbergvariaties zindert het wezen van de menselijke existentie. Ook in dit boek is er een onzegbare werkelijkheid die onvermijdelijk moet gezegd worden om niet te verdwijnen.

Geen opmerkingen: