25 oktober 2008

Kluffel


Er was dus niet aan te ontkomen gisteren: de knuffeldag. Al de hele week had ik klamme handen. Een vorm van knuffeldrempelvrees vermoedelijk, zouden de bedenkers van de knuffelorgie zeggen. Het zij zo. Ze zouden me vervolgens duidelijk maken dat ik gezien mijn solitaire staat net erg gebaat zou kunnen zijn bij de vrije beschikbaarheid van zoveel knuffels. Het zal wel.

Begrijp me niet verkeerd, ik hou wel van een lekkere knuffel. Maar dan bij voorkeur met iemand die ik goed ken, waarvan ik ook weet dat die niet direct zal weglopen of zo. Iemand die niet meteen in de war is door mijn knuffelverwarring. Hoe stevig, hoe lang, hoe dicht, dat soort dingen. Te ingewikkeld. En wat als je het ineens heel erg leuk begint te vinden. En zo. Algehele knuffelverlegenheid dus.

Maar goed, het was dus tijd voor een nieuwe stap vooruit in mijn leven, ik zou me onversaagd in de knuffeldag storten en zien wat er op mijn weg zou komen. Gisterenochtend vertrok ik al vroeg naar de markt, om nog voor het werk de boodschappen te doen. Toen ik de deur open deed, bleek de overbuurvrouw daar te staan. Ik had al gemerkt dat ze regelmatig bij me binnenkeek, maar dat is niet zo erg. “Jan, nu is het het moment, we gaan nu toch eindelijk eens een keer knuffelen?” Lap! Zachtjes de dag in knuffelen zat er dus niet in. Ze was nog in haar peignoir en, afgaand op haar lichaamstemperatuur, stond ze daar al lang op mij te wachten, waardoor ze dus lang bleef plakken qua knuffel. Met een zoete glimlach op haar gezicht ging ze weer naar binnen.

Op de markt werd ik vervolgens aangesproken door de man van de viskraam (het werd een korte knuffel), de politiemevrouw die vond dat mijn fietslicht niet genoeg brandde hoewel ik gewoon te voet met de fiets aan de hand liep maar voorstelde om dat teniet te doen in ruil voor een knuffel (ze had te veel parfum op), de drie zatte studenten die de weg naar huis nog niet hadden gevonden (ze waren alle drie op zoek naar mijn decolletĂ© die echter behoorlijk afwezig was), en de vrouw die net voor mij stond aan te schuiven met haar mandje biogroenten (ze streelde over mijn rug en kneep in mijn billen). Het was dus een knuffelvuurdoop, en dat nog voor acht uur ’s morgens. Maar bij de mevrouwen waar ik elke week eco-verantwoorde kaas en brood koop ging het beter. In het kader van mijn algehele saaiheid en daarmee samenhangende voorspelbaarheid koop ik zowat elke week hetzelfde bij hen. Meer zelfs, ik hoef niets te zeggen, de drie mevrouwen daar leggen alles al klaar. Er werd ook nu niets gezegd, ze kwamen geruisloos naar me toe, voor een stevige knuffel. Van een van hen kreeg ik ook nog een kus, maar ik weet niet meer van wie. “Tot volgende week, bij leven en welzijn.” Dat krijg ik elke week te horen, en nu was het niet anders.

Even hoopte ik dat de trein een knuffelveilige zone zou zijn. Quod non. Persoonlijk ben ik altijd het beleefde type. Als er veel volk is, laat ik altijd anderen eerst instappen en zitten. Voor zwangere vrouwen of oude mensen sta ik altijd op. Maar je hebt ook van die eikels. Ze nemen in hun eentje vier zitplaatsen in, en blijven staalhard met hun lompe blik staren naar het scherm van hun laptop waarop een of andere flutfilm, of aflevering 42588 van Friends wordt vertoond. In het kader van mijn persoonlijke actie ‘wees eens een keer dapper en doe iets tegen die hufters’ vroeg ik een van die gasten of hij misschien niet wat plaats kon maken voor een van die zeven zwangere vrouwen die moesten rechtstaan in de middengang. Dat wilde hij wel doen, maar alleen in ruil voor een knuffel van een van die dames, of zeven van mij. Hij keek met een veelbetekenende blik de middengang in. Er zat niets anders op, ik moest me opofferen. Er blijken dus zelfs zeven niveaus van kokhalzen te zijn, moest ik bij mezelf vaststellen. (Van die zeven vrouwen kreeg ik wel telkens een telefoonnummer, dus dat compenseerde een beetje.) Nog behoorlijk miserabel vroeg ik later, toen we bijna in Brussel waren, aan de mooie conductrice die er met dat NMBS-petje altijd zo zwoel uit ziet of ze me niet even wilde knuffelen. En dat het voor de goede zaak was, zei ik. Ze deed het nog ook, en kwam me op het perron in Brussel-Zuid nog achterna gelopen voor een tweede knuffel.

Op het werk viel het gelukkig mee. We zijn allemaal ernstige mensen natuurlijk, en er moet ook nog gewerkt worden, dus het gemiddelde aantal knuffels dat we elkaar per dag geven werd niet opgedreven. Buiten dan die ene collega die eindelijk zijn kans zag.

Ik vertrok wat vroeger weer naar huis, en ging nog even de stad in, die in een knuffelparadijs bleek te zijn herschapen. Ik maakte kennis met Laura, het kleine mollige vrouwtje dat me absoluut wilde knuffelen, en geweldig bleek te hijgen in mijn navel. En er was ook Karolien, een vrouw die nog een kop groter was dan ik. Ze klemde mijn hoofd tussen haar borsten, en liet me voor lange tijd niet meer los. Een beetje wiebelig op de benen heb ik nog knuffels gegeven aan de man van de chocolaterie met de lekkere truffels, de burgemeester (dik tegen zijn zin natuurlijk, en ook ergens ter hoogte van mijn navel) en Madonna, met wie ik had afgesproken. (Sinds ze in scheiding ligt, heeft ze me al enkele keren gebeld, en nu was het stilaan tijd voor een diepgaand gesprek.) Toen bleek dat zowat de hele stad ook met Madonna wilde knuffelen, ben ik maar naar huis gegaan.

Tevreden, maar vooral moe, stelde ik vast wat een genot het kan zijn om alleen te liggen in een groot bed. Ik gaf nog een voorzichtig knuffeltje aan de kleine zachte beer die altijd bij me is, en de andere kant van het bed bewaakt tegen grote monsters die ’s nachts kunnen binnensluipen. Het was een mooie dag geweest.

1 opmerking:

Els Sallets zei

Zalige post, Jan. Ik word er zowaar moe van om er alleen nog maar over te lezen over al dat geknuffel... Maar het heeft toch ook absoluut iets verwarmend, dat er nog veel mensen zijn die te vinden zijn voor zo een onverwacht warm maneuver.