08 oktober 2008

Geen verbinding


En de afhankelijkheid van apparaten. Een mobiele telefoon die het twee dagen niet doet. Je kijkt ernaar. Alles lijkt te werken. De lichtjes zijn er nog. De namen gelukkig ook. Het apparaat is natuurlijk in grote mate gelijk aan alle namen die erin aanwezig zijn. Al die mensen zijn dicht bij me, binnen het bereik van mijn lichaamswarmte, wanneer het apparaat bij me is. Maar wat niet lukt, is de verbinding met het netwerk. Vruchteloos is het bezig verbinding te zoeken. Maar de armpjes zijn te kort. De verbinding kan niet gemaakt worden. Ergens daarbuiten, en daarbuiten begint hier, gaan alle verbindingen door. Misschien zijn er mensen die me iets belangrijks te zeggen hebben. (Als dat zo is, zullen ze wel een andere weg zoeken. Wat ook gebeurt overigens.) Maar toch. Als ze dat nu niet doen? En denken dat ik niet zou willen antwoorden? Dat ik hen niet meer wil horen of zo? (Wat natuurlijk helemaal niet waar is.) Dan maar een oefening in zen. Herhalen hoe zalig het is om niet bereikbaar te zijn. Ja dat zal wel. En dan vroeger vertrekken van het werk om nog naar de telefoonwinkel te gaan. Alle mogelijkheden voorbereiden. Verwachten dat je een vraag krijgt naar iets dat je zelf wel fout zult gedaan hebben. En wat je dan zou moeten zeggen. Of verwachten dat het apparaat het nu al, na amper een half jaar, heeft begeven. Zouden er dan toch te hevige stralen van mij uitgaan? Zou ik dan nog meer liefde moeten uitwasemen? En in dat geval, weer al die namen in het apparaat moeten inbrengen… Het was nog maar net gebeurd. Maar goed, alles wat op ons afkomt, zullen wij doen, zeg je tegen jezelf. Rustig en ontspannen uitleggen dat het apparaat in wezen dus niet werkt. Hij kan het netwerk niet vinden. O meneer, dat zal wel aan de simkaart liggen. We gaan er gewoon een andere in steken. Ter plekke wordt de pincode zelfs spontaan juist herinnerd. (Pincodes laten zich altijd juist intikken, zolang je er niet over nadenkt, want dan zijn ze ineens weer weg.) Voilà meneer, het netwerk is er al. Even wachten nog, en straks komen de boodschappen wel terug. Zal de verbonden wereld, waar al die mooie mensen rondlopen die ook een haven hebben in mijn apparaat mij terug in de armen sluiten? Even wachten nog. En eerder dan verwacht komen de signalen terug. Alles komt toch nog goed met het leven.

Er zijn eindeloos veel vormen van genot. Zoals op een al bij al toch warme oktoberavond met vers opgepompte banden door de stad fietsen. Je vloeit over de straat, als een dieprode wijn die zacht en soepel in het glas gegoten wordt. En alles gaat vanzelf, zolang je beweegt. Met evenveel galanterie als er al soepelheid was laat je met een glimlach alle mensen rustig oversteken. Ze gaan ergens naartoe. Het zou kunnen dat er ergens iemand ongelukkig is, maar waarschijnlijk is het niet zo. In dit ondeelbare moment. De wielen draaien dankbaar. Plat of vals plat of zelfs lichte helling, het maakt niet uit.

Naijleffecten. Hoe lang zouden ze duren? Hoeveel levens? Vooral wanneer ze het terrein van de nek betreffen? Je zou kunnen zeggen dat de vreemde legers zich eerst moeten terugtrekken. Alleen weet je dat je alle soldaten ondertussen persoonlijk kent. Ook al verandert dat in wezen niets aan de bezetting. Je kunt toch dromen van de terugtrekking. En wat er dan zou overblijven. Als zacht kabbelend water. En hoe verwarrend dat zou zijn, als wat verlangd is, als wat al die tijd aanwezig was, maar gewoon wachtte op zichzelf, er ineens wel zou zijn. Verwarring kan ertoe leiden dat de ochtendfile overloopt in de avondfile. Misschien is het terrein terug te veroveren vanaf de middag. En die dan verder uitbreiden.

De trein rijdt het station uit. Eerst is hij nog even binnen. Van zuid, over het midden, naar noord. En daarna wordt hij losgelaten in de grote wereld. Toch voor even. Trosjes mensen staan klaar en nemen direct de ruimte in. Sommigen zijn mooi. Sommigen zijn het misschien ooit wel geweest. De deuren gaan dicht, en even later komt de beweging. Noord wordt losgelaten. De trein zuigt zich weg. En ineens laat het zich beseffen. De hele wagon is stil. Bijna elke plaats is ingenomen. En het is muisstil. Waarschijnlijk verlangt iedereen ernaar. En toch. Ik zou willen vragen aan de mevrouw tegenover me: zouden we niet allemaal een beetje beginnen te fluisteren, zou dat niet beter zijn? Er moeten toch spannende dingen zijn, die gewoon wachten om verteld te worden. Er moet toch ook een ander verlangen zijn dan deze stilte?

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.

Zonder verbinding
ligt er
"une brise-l'âme"
tussen ons ...

.