04 juli 2009

Bezoek


Julia kwam het beeld in wandelen. Ze stond me op te wachten voor het raam. Bellen deed ze niet. Ze had alle tijd. Toen ik buiten kwam, glimlachte ze even. Ze streelde even over mijn wang en keek me diep aan. Is alles goed? Dat wilde ze weten. Ja, zei ik, alles is goed. Alles? Ze keek me een beetje wantrouwig aan. Bijna alles dan toch, zei ik.

Zullen we even gaan wandelen? Ze keek eerst nog even naar het huis. Ze had iets kunnen zeggen over oud en zo, over slecht onderhouden ramen. Maar ze deed het niet. Mooie bloemetjes, zei ze. Ik nam haar arm, en we gingen de stad in.

Ik stelde haar even voor aan de man in de winkeldeur. Tussen hopen vers fruit. Ze knikte even, en we gingen weer verder. Dat ze daar ook dadels hebben, zei ik nog.

Hoe het nu met haar knieën was, wilde ik weten. Of ze nog steeds met haar handen over haar knieën wreef, zodra ze zat. Dat deed ze nog wel, zei ze, omdat dat een goede gewoonte was. Maar pijn deed het niet meer. Dat is dan wel een van de voordelen van overgaan naar de andere kant.

Soms stopte ze even om lang naar me te kijken. Zonder iets te zeggen.

Hoe zit dat dan, wou ik weten. Is het echt zo dat een geest steeds waakt over de levenden? Of beeld je jezelf dat alleen maar in? Ze keek me aan met een van haar bekende droge blikken. Zie ik er dan als een geest uit? Ik wist even niet meer wat te zeggen. Ja, zei ze, ik ben er wel altijd. Maar het is niet belangrijk om dat ook te laten merken de hele tijd, liever niet zelfs. Het zou bij jou toch geen effect hebben, daarvoor lijken we te veel op elkaar. Ik kijk gewoon, en denk er het mijne van.

De druiven zijn er weer bijna, zei ik. Misschien waren ze er al, gisteren op de markt, maar heb ik ze nog niet gezien. Haar ogen begonnen te glimmen. De druiven. Sommige dingen veranderen niet.

Soms moet je toch wat beter voor jezelf zorgen, zei ze. Laat die anderen maar. Ze wou er nog iets achteraan zeggen, maar deed het niet. Ik zag in haar ogen wat het was.

Zullen we even op een bank gaan zitten? Nee, het hoeft niet, laten we gewoon verder gaan. Alles is goed.

Waarom ben je nu gekomen? Ik wilde het graag weten. Het was tijd, zei ze. Ik voelde dat het tijd was. En je hebt sterke armen, ik kon er altijd goed op leunen, omdat je zo groot bent. Ik mis ze wel eens.

En wat met alles wat ik niet gezegd heb, vroeg ik. Ik weet alles, zei ze, maak je maar geen zorgen.

Zullen we maar niet over de kinderen praten? Zullen we doen alsof we het er niet over gehad hebben? Vroeg ik. Dat is goed, zei ze, terwijl ze me lang aankeek.

Het was warm, de voorbije week, zei ik. Ik moest vaak aan jou denken. Ik heb er ook last van, net als jij toen. Maar ik heb wel geleerd om te drinken als het warm is, dat vond jij altijd zo moeilijk. Of je had er gewoon geen zin in, dat kan ook. Nippen aan een glas, die omschrijving is ooit voor jou uitgevonden.

Zo ver mogelijk stappen, en zo weinig mogelijk straten moeten oversteken, dat is het plan.

Hoe gaat het met je buik, is het nog steeds in orde? Heel even leek er iets van angst in haar ogen. Ja, het is goed, zei ik. Ik was blij dat ik je nog kon laten zien dat het goed ging, voor je vertrok van hier. Ik weet het, zei ze, maar je moet er toch goed voor zorgen, zodat het zeker niet terugkomt. Ik kan daar zelf niet zoveel aan doen, zei ik, buiten gewoon goed opletten. Ik weet het, zei ze, maar je moet er toch goed voor zorgen, zodat het niet terugkomt. Dat zal ik doen, zei ik, voor jou.

Het is weer tijd om te vertrekken, zei ze. Hoe moet dat dan, vroeg ik. Gewoon, zei ze, ik ga hier alleen verder, en draai daar die straat in, en dan ben ik weg. En kom je nog terug, vroeg ik. Ik ben er toch altijd, zei ze, dus echt terugkomen kan ik niet. Maar ik kom zeker nog terug. En ze vertrok zonder nog een keer om te kijken.

Geen opmerkingen: