29 juli 2009

Ongenade


Met een beetje aarzeling ga ik de filmzaal in. De film naar het boek dat me zo overhoop haalde. Misschien is het angst voor een mogelijk mindere verfilming. Waarschijnlijk is het evenzeer angst voor het verhaal zelf. Vanaf het eerste moment is het duidelijk dat de film goed zit. De angst verdwijnt niet. De film blijft dicht bij het boek, en dat is goed. Motieven en thema’s versmelten en weerspiegelen elkaar. In steeds nieuwe bewegingen. Ze geven je nooit de kans om te ontsnappen. Er is geen veilige route die jou zal kunnen sparen. De toon blijft afstandelijk, maar niet minder aangrijpend. Er zijn geen effecten, de gebaren zijn klein, waardoor ze groter worden. De woorden lijken zo eenzaam. Het snoert je dicht en laat je zonder troost achter.

Weer een te korte nacht. Raar hoe sommige gesprekken met uren vertraging in je lichaam woelen. Soms is het alsof er een diepe grondlaag is, ergens in jou. Het is daar dat je iets van de ultieme verbondenheid of liefde kunt voelen. Het overvalt je. Het kan je nog lang doen natrillen. Maar ook daar kan op een ander moment iets anders je raken. Ook al probeerde je in dat geval om die deur niet open te zetten. Je voelt het pas nadien. Het kruipt door je heen en maakt je wankel. Misschien is het een verlangen naar iets wat goed is, en lijkt het even alsof het niet zo is. Het is niet anders te zeggen. Even ben je de weg kwijt. En nog iets later dus ook de slaap. Het is weer enkele dagen wachten om het er weer uit te laten spoelen.

Als je nog beter wakker was geweest, zou de tuin nog mooier geweest zijn. Hij heeft iets hoekigs. Sierlijk kun je hem niet noemen. Zo’n tuin zou niet uit dit lichaam kunnen komen waarschijnlijk. Fors en intens groen omringt je hier. De muren lijken erdoor te verdwijnen. En hier kun je zitten. Met een boek dat veel aandacht vraagt. Wonderlijke filosofische essays. Over literatuur, woorden, leven en dood. Soms ben je even te moe om alles goed op te nemen. Dan is er een appel. Of even wat klimop bijknippen. Je bent nooit alleen in de tuin, ook al ben je er alleen. Anderen hebben een lijn die ze zien in hun tuin. Ze begrijpen waarschijnlijk hoe dat leven beweegt. En ze hebben dat ook in hun vingers. Hier is er meer falen ongetwijfeld. En toch lijkt het soms alsof de tuin zich met jou verzoend heeft. Misschien zijn je armen te kort, zoals trouwens ook in de rest van de wereld buiten deze tuin. Misschien spreek je een andere taal. Misschien kun je alleen met woorden onder je huid deze tuin in komen. Misschien is het niet anders. En toch lijkt het alsof de tuin het niet zo erg vindt.

Het denken na het poetsen is anders dan het denken tijdens het poetsen. Tijdens blijken er nieuwe lijstjes op te doemen. Van wat nog zou moeten, na nu, ooit dus nog. En wat in welke volgorde wanneer zou kunnen aangepakt worden. De minder prettige eerst, natuurlijk. Je krijgt niets zomaar voor niets. Maar na is het anders. Na is er eerst al het liggen. Onvermijdelijk na. En dan komen de beelden. Hevige beelden die bij de zomer horen. Ze schuiven door elkaar. Ze komen gewoon. Allemaal zijn ze verbonden met deze plek in een zomer. Na een tijdje bewegen ze trager en is er heel even iets wat op dutten zou kunnen lijken. In en uit waden.

Iemand zei onlangs nog iets over je handen, over hoe ze bewegen. Zou het zo zijn? Wat zijn de dingen die zeker zouden moeten gebeuren met die handen? Naast andere was er ook het hout. Je kijkt naar het kastje dat nu naast je staat. Jouw handen hebben het gemaakt, op artisanale wijze, zou je kunnen zeggen. Je ziet het kastje dat het had kunnen worden, als er enkele machines of andere hulpmiddelen waren geweest. Nu lijkt het hout dat naar een kastje verlangt. Hij zou het resultaat niet helemaal overtuigend gevonden hebben. Eindeloos recht had alles moeten zijn. En met penverbindingen, ongetwijfeld. En wat nog allemaal. Zelfs met deze handen had je het zeker nog veel beter kunnen maken. En toch lijkt het alsof het kastje het niet zo erg vindt. Er gebeurde iets, in die kelder, tijdens het zagen en meten en passen en schroeven. Alles liep door, in eenzelfde beweging. En even kwam er een rust in je handen. Alsof ze een van hun bestemmingen gevonden hadden. Ook de andere zouden ze ongetwijfeld uit duizenden herkennen. Maar nu was er het hout. Je zou willen zeggen dat het goed genoeg is, en je denkt dat het niet goed genoeg is. En je zegt dat het goed genoeg is, voor nu toch. Het zijn jouw handen, die ergens in zich nog andere handen dragen. Maar dit keer zijn het de jouwe die voorop lopen.

2 opmerkingen:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

"Nu lijkt het hout dat naar een kastje verlangt."

Zoals gedachten
naar geschreven woorden ...


.

tine heyse zei

Ik heb het boek ook gelezen, en opnieuw gelezen. Ik ben er nog niet uit of ik naar de film wil gaan kijken.