18 juli 2009

Een huis


Mooie zinnen in een interview met een schrijfster in de krant: “Mijn personages zijn in extreme mate ontheemd. Ze hebben hun huis opgegeven, hun landschap, alles wat hun leven ooit samenhield. Hoe kan je dat verlies ooit verwerken? Er zijn drie dingen die je een mens nooit kan afnemen: zijn herinneringen, zijn taal en zijn lichaam. Daarin zit je geschiedenis opgeslagen.”

Misschien lopen ze wel alle drie door elkaar, en weet je niet zo goed waar het ene begint en het andere ophoudt. Wie ben je? Je bent het verhaal dat je over jezelf vertelt.

Zonder verhalen zouden we alleen maar vervloeien met al het andere. En alle beelden en herinneringen zouden in een eindeloze beweging door elkaar heen gaan. Met de verhalen zou dat alles op zich niet anders zijn, we lopen evengoed over in de rest van alles wat ons omstroomt. Maar door de verhalen kunnen we als het ware een plekje afbakenen.

Als een ander je vraagt te vertellen wie je bent, dan begin je die op zich vrij ordeloze en steeds wisselende reeks impulsen en gedachten, al die steeds bewegende herinneringen, een beetje te ordenen. Je selecteert er een aantal en zet ze in een volgorde waardoor er een structuur in lijkt te zitten, een richting, een chronologie. Het is een soort positieve illusie, maar wel een levensnoodzakelijke illusie. Er ontstaat een beeld van een relatief af te bakenen ik.

De manier waarop je tegen jezelf praat om zo in je hoofd een relatief stabiele identiteit te krijgen, is in wezen niet zo anders. Misschien krijgen je rationele kenmerken een wat hogere waarde in je verhaal. Misschien verschuif je alle zogenaamd minder rationele elementen wat naar achter, of laat je ze maar erg selectief in het verhaal inkomen, omdat je anders de controle wat verliest over het beeld dat je van jezelf hebt of zou willen hebben.

Herinneringen zijn onmisbaar. In een eindeloze beweging schuiven ze door je heen. Ze dienen zich spontaan aan. Soms is het alsof je elke dag opnieuw die enorme hoeveelheid herinneringen herordent, bijna zoals je een pakje kaarten schudt. Als je vijf jaar geleden een levensgeschiedenis zou hebben opgeschreven, en je zou het nu opnieuw doen, dan zou het een ander verhaal zijn, hoewel het hetzelfde leven is. Door alles telkens opnieuw te schikken werk je steeds verder aan je eigen verhaal. Een mens is een verhalen vertellend wezen. Het verhaal van wie je zelf bent, geeft inzicht en overzicht, en zo geeft het zin en troost. Pijn en verdriet vermengen zich met geluk en verbondenheid en krijgen zo telkens een plaatsje. Soms heb je sleutels nodig, die bepaalde herinneringen weer ontsluiten. Foto’s, oude brieven of kaartjes, dingen, verhalen van anderen. Zo kun je alles netjes onderhouden en koesteren. En je kunt zelf rituelen maken waardoor je zo in het nu leeft dat je actief herinneringen verzamelt die je kunt toevoegen aan je geschiedenis.

De taal is een huis waarin je wordt geboren. Je groeit in de taal als in een huid. Je kijkt naar de wereld doorheen de woorden. Je beweegt tussen de dingen door de woorden. En woorden zijn even lichamelijk als herinneringen. Je kunt de woorden zien en betasten. En je kunt ernaar verlangen, zo sterk dat je lichaam hevig pijn doet. Soms laten ze zich niet vinden, en dan ben je radeloos verloren. De hele onvolmaaktheid van het menselijk zijn rust in de sputterende, stotterende woorden die je probeert te gebruiken om uit te drukken wat je het meest beroert. Maar tegelijk kun je intens dromen van de woorden die zoveel ultieme schoonheid in zich hebben dat ze een werkelijkheid op zich geworden zijn. Er alleen al naar kijken kan verzoenen met de vergankelijkheid. Soms kun je je eenzaam voelen in je huis, soms loop je zelfs binnen verloren, en herken je opeens geen enkele kamer meer. Tot alles weer terugkomt. Je kunt op bezoek gaan in andere huizen. Hoe verrukkelijk is het om woord per woord een andere taal tot je te laten komen. Zin na zin kan het een bijna zinnelijk genot worden om binnen te sijpelen in een andere taal, een andere wereld. Om te ontdekken dat de liefde in elke taal anders is, en daardoor ook een beetje gelijk. Maar ook al ben je een wereldreiziger in andere talen, niets is te vergelijken met thuiskomen in je moedertaal. Je leest een Engels, een Frans en een Duits boek na elkaar, en daarna neem je weer een boek in het Nederlands. Die eerste bladzijden maken je bijna duizelig.

En het lichaam. Het duurt even voor je beseft dat het er is. Je vraagt je dan af of jij het lichaam draagt, of omgekeerd. Het kan je vreemd lijken. Je kunt ontheemd zijn in je eigen lichaam. Het kan je in de steek laten. Het kan pijn doen. Maar het kan ook openbreken in de aanraking. Het kan je zeggen dat het niet wil teruggedrongen worden in het verhaal dat je zelf bent. Rustig, maar volhardend. Het is een landschap van herinneringen. Alles wat daar gebeurde is er nog. Oude pijn heeft zich er genesteld, naast het verlangen en de versmelting. Soms kun je hopen dat je niet aangeraakt zult worden, omdat het te veel in beweging zou zetten. En soms zou alleen het aanraken de tollende onrust kunnen bedaren die in je huist. Je kunt niet anders dan in je lichaam wonen. Je kunt vrede sluiten met die gedachte. En als je dan in de spiegel kijkt, dan zie je het verhaal.

1 opmerking:

De kleine Aristocraat zei

"Er zijn drie dingen die je een mens nooit kan afnemen: zijn herinneringen, zijn taal en zijn lichaam."

Toen ik deze zin in DSL las, schrok ik.

Mijn zus leeft nu al meer dan tien jaar met A. Ik heb haar herinneringen zien verdwijnen. Tot aan zichzelf. Ze herinnerde zichzelf niet meer. Die mevrouw in de spiegel moest het huis uit.

Mijn kleinzoon (10) sprak Wolof tot in de fijnste nuance. Beter dan een zwarte, zei een zwarte.
Toen de zwarte familie deze week langskwam, verstond hij een gewone conversatie niet meer. Na vijf maanden blanke taal.

Lichaam. Bij dit woord huiver ik, als ik terugdenk aan de vele manieren waarop iemand het lichaam van een ander kan afnemen. Ik durf ze niet bij name uitspreken. De geschiedenis en de krant doen dat wel voor mij.


Nog een mooie zondag, Jan.