In een panel van een klimaatdebat. Ik kijk de tent in waar al die jonge mensen zitten te luisteren naar wat de anderen aan de tafel en ik zullen zeggen. Nog voor het begonnen is, ontroert het me al. Ik zat hier tien jaar geleden ook. Op deze plek, ook in een debat. De herinnering maakte me heel even bang, en deed me twijfelen. Of het wel goed was om nu weer te komen. Maar ik voel me meteen thuis.
Telkens toch heel even zenuwachtig. Heb ik eigenlijk wel iets te zeggen wat iemand anders zou willen horen? Ben ik niet gewoon een oude en vermoeide man in hun ogen? En even snel gaat dat ook weer over. Kijken naar wie naar mij kijkt, en vergeten dat ik hier zelf zit. En denken aan de stem, zodat die het overneemt. En dan gewoon de rivier volgen…
Even zie ik mezelf in het publiek zitten. Even ben ik weer zo oud als zij nu zijn. Wat zou ik gezegd hebben? Raar, hoe iets niet veranderd is, en hoe ik toch definitief aan deze kant zit. Ik glimlach even naar mezelf, daar op die bak tussen de anderen, en de woorden in mijn hoofd gaan weer gewoon door.
Zullen de oudere mensen, zij die de sleutels in handen hebben, de moed hebben om het tot nu toe ondenkbare te doen als antwoord op het tot voor kort ondenkbare? Om het roer om te gooien en hun wereld weer in veilig vaarwater te brengen? Als ik hun gezichten zie, zie ik de jaren die voor hen liggen. De kinderen die zij zullen krijgen. Het wassende water en de stormen, het onrecht dat een gezicht krijgt ver van hier, het is hun wereld. Ze zijn erin geworpen. De gedachten klinken zwaarder dan gewild, maar het is niet anders.
We praten nog na, zittend op het gras. De zon komt af en toe tussen de wolken. Zouden ze zien dat ik eigenlijk een beetje verlegen ben? Ze vertellen over hun wereld. Hoe alles soms op hun schouders drukt, en hoe ze op die druk antwoorden. Ontroerend hoe ze zo kwetsbaar maar ook zo groot lijken in hun antwoorden. Alsof ze al iets weten waar ik zoveel jaar meer voor nodig had.
Soms lijken ze oud in een jong lichaam. Ergens onderweg zullen ze elkaar nog tegenkomen. En zullen de stukken in elkaar passen, of misschien wel niet. Het geworstel dat nog voor de deur staat, je zou het soms willen wegnemen, of ook weer niet. Misschien kunnen zij het wel veel beter. En al het goede dat ik hun zou willen wensen, het ontroert me meer dan iemand mag zien.
Ik zeg het ook tegen een van hen: er zijn zoveel mooie mensen hier. Als een eiland waar je naartoe zou kunnen gaan. Het zou mooi zijn om hier gewoon te blijven zitten, en alleen maar te kijken. Kijken hoe ze gretig en ontwapenend zichzelf zijn.
Iemand van hen komt me zeggen dat ze mijn stem mooi vond om naar te luisteren in het debat. Heel even sprakeloos…
Misschien zou ik even moeten buigen voor ik wegga. Een kleine knik, nauwelijks waarneembaar. Uit dank. De tijd gaat door. Ze zijn nog even hier. Tussen de bomen. Ik verlaat deze plek, weer op weg naar elders.
Het spreken verlaat mijn lichaam langzaam. De woorden drijven weg. Tot er alleen nog een zachte stroming is. Daar zou je moeten wachten. Tot je weer helemaal niemand bent. Alleen de beweging van het water. En die overgave.
Telkens toch heel even zenuwachtig. Heb ik eigenlijk wel iets te zeggen wat iemand anders zou willen horen? Ben ik niet gewoon een oude en vermoeide man in hun ogen? En even snel gaat dat ook weer over. Kijken naar wie naar mij kijkt, en vergeten dat ik hier zelf zit. En denken aan de stem, zodat die het overneemt. En dan gewoon de rivier volgen…
Even zie ik mezelf in het publiek zitten. Even ben ik weer zo oud als zij nu zijn. Wat zou ik gezegd hebben? Raar, hoe iets niet veranderd is, en hoe ik toch definitief aan deze kant zit. Ik glimlach even naar mezelf, daar op die bak tussen de anderen, en de woorden in mijn hoofd gaan weer gewoon door.
Zullen de oudere mensen, zij die de sleutels in handen hebben, de moed hebben om het tot nu toe ondenkbare te doen als antwoord op het tot voor kort ondenkbare? Om het roer om te gooien en hun wereld weer in veilig vaarwater te brengen? Als ik hun gezichten zie, zie ik de jaren die voor hen liggen. De kinderen die zij zullen krijgen. Het wassende water en de stormen, het onrecht dat een gezicht krijgt ver van hier, het is hun wereld. Ze zijn erin geworpen. De gedachten klinken zwaarder dan gewild, maar het is niet anders.
We praten nog na, zittend op het gras. De zon komt af en toe tussen de wolken. Zouden ze zien dat ik eigenlijk een beetje verlegen ben? Ze vertellen over hun wereld. Hoe alles soms op hun schouders drukt, en hoe ze op die druk antwoorden. Ontroerend hoe ze zo kwetsbaar maar ook zo groot lijken in hun antwoorden. Alsof ze al iets weten waar ik zoveel jaar meer voor nodig had.
Soms lijken ze oud in een jong lichaam. Ergens onderweg zullen ze elkaar nog tegenkomen. En zullen de stukken in elkaar passen, of misschien wel niet. Het geworstel dat nog voor de deur staat, je zou het soms willen wegnemen, of ook weer niet. Misschien kunnen zij het wel veel beter. En al het goede dat ik hun zou willen wensen, het ontroert me meer dan iemand mag zien.
Ik zeg het ook tegen een van hen: er zijn zoveel mooie mensen hier. Als een eiland waar je naartoe zou kunnen gaan. Het zou mooi zijn om hier gewoon te blijven zitten, en alleen maar te kijken. Kijken hoe ze gretig en ontwapenend zichzelf zijn.
Iemand van hen komt me zeggen dat ze mijn stem mooi vond om naar te luisteren in het debat. Heel even sprakeloos…
Misschien zou ik even moeten buigen voor ik wegga. Een kleine knik, nauwelijks waarneembaar. Uit dank. De tijd gaat door. Ze zijn nog even hier. Tussen de bomen. Ik verlaat deze plek, weer op weg naar elders.
Het spreken verlaat mijn lichaam langzaam. De woorden drijven weg. Tot er alleen nog een zachte stroming is. Daar zou je moeten wachten. Tot je weer helemaal niemand bent. Alleen de beweging van het water. En die overgave.
1 opmerking:
.
Dag Jan,
verdriet liet me tijdje wegdrijven.
"Zullen de oudere mensen, zij die de sleutels in handen hebben, de moed hebben om het tot nu toe ondenkbare te doen als antwoord op het tot voor kort ondenkbare? "
Ach, Jan,
binnen veertig jaar, zijn zij
onze achtenzestigers.
Mei is dan nog slechts een rode anjer in het knoopsgat, een verwelkte herinnering, maar vooral veel CEO op hun bankrekening...
Hij is dan wel niet groen, maar ook om Frank die ooit naar Hollywood ging, ben ik bedroefd ...
Kennis, degelijkheid, verantwoordelijkheid wordt afgestraft... ook (vooral?)in eigen rangen.
Nog een goede zondag!
Een reactie posten