Opgeslorpt worden, zonder te verdrinken, in een boek dat een adembenemende zeereis beschrijft van een schip in woelige wateren. Dat is wat er gebeurt als je je overgeeft aan Zee van papaver (vertaling van Sea of Poppies) van Amitav Ghosh. Het is een heerlijk spannend, broeierig en caleidoscopisch boek – het eerste deel van een trilogie – dat je onderdompelt in een andere tijd en een andere wereld, hoewel er heel wat verwijzingen naar de actualiteit tussen de regels te lezen zijn.
Het verhaal begint in 1838, in Brits India. Het land is in de greep van het koloniaal bewind. Veel landbouwgrond is ingepalmd voor de teelt van papavers voor opium, met alle sociaal ontwrichtende gevolgen voor de lokale bevolking. De Britten voeren de opium uit naar China, dat steeds meer probeert die opiumhandel te beletten. Veel arme Indiase landarbeiders worden gerekruteerd om te gaan werken op de plantages van verre overzeese Britse koloniën. Er hangt een oorlog in de lucht, tussen het Britse rijk en China. In wat later de twee grote Opiumoorlogen zullen worden, zullen de Britten proberen de Chinezen te verplichten hun havens te openen, in naam van de ‘vrije handel’.
Op dat moment komt de Ibis, een vroeger slavenschip, aan in de haven. Het schip zal eerst nog een lading migranten weg moeten brengen naar Mauritius, om zich daarna klaar te maken om mee op te trekken in de oorlog tegen China. Langzaam leren we een uiteenlopende groep personages kennen, die al op of om het schip zijn, of in de loop van het verhaal op het schip zullen terechtkomen.
Er is Deeti, een arme vrouw die haar dorp ontvlucht nadat haar man, die werkte in een grote opiumfabriek, sterft. Ze ontsnapt aan haar lot en de dwingende bepalingen van het kastensysteem en ontwikkelt zich in de loop van het verhaal tot een meer onafhankelijke vrouw. Er is Zachary Reid, een zoon van een Amerikaanse slavin, die het op de Ibis tot tweede stuurman heeft gebracht. Er is de gecultiveerde Neel Rattan, een landeigenaar van de hogere klasse, die zijn fortuin heeft opgebouwd door te speculeren op de opiumhandel, maar onderuit gaat als de handel stokt. Er is Paulette Lambert, de vrijgevochten dochter van een Franse progressieve plantkundige die is opgevoed met de Indiase jongen Jodu, die ze als zijn broer beschouwt. Er is de wat rare boekhouder Baboo Nob Kissin, die ervan overtuigd is dat hij een spirituele transformatie ondergaat. Samen met heel wat andere personages staan zij voor evenveel complexe levensverhalen. Die verhalen worden in elkaar geweven, en laten telkens andere facetten zien van de al even complexe samenleving waarin mensen van heel verschillende culturen en sociale groepen tegen de achtergrond van een ontwrichtend koloniaal systeem hun plek in de wereld zoeken.
De Ibis is het knooppunt en de katalysator van het hele verhaal. Het schip is enerzijds een symbool van het onrechtvaardige koloniale systeem. Het vervoerde slaven en doet nu dienst als transportmiddel voor goedkope plantagearbeiders. Anderzijds is het een beeld van hoop en verwachting, voor mensen die hun om allerlei redenen beknellende situatie willen of moeten verlaten. Op de eindeloze woeste wateren is de Ibis tegelijk een microkosmos waarin een nieuwe gemeenschap ontstaat van mensen die door het lot zijn samengebracht, en zich stap voor stap lijken los te maken van het vooraf bepaalde lot dat hun op het land wachtte. Het verhaal wordt niet zoals in klassieke romans verteld door de ogen van de machtige blanke, maar wel vanuit het perspectief van de ‘onderklasse’, de erg diverse groep mensen die zich onder het dek bevinden.
Te veel vertellen over het verhaal zou zeker het leesplezier kunnen schaden van dit enorm rijke boek. Het is zonder meer indrukwekkend hoe de auteur in een brede epische beweging een hele wereld oproept. Je komt eindeloos veel te weten over de levensgewoonten en –condities van alle bevolkingsgroepen. Alsof je er zelf bij bent loop je door de immense opiumfabriek, wat je bedrukt achterlaat. Je maakt kennis met de klederdracht, rituelen, feestmaaltijden, de finesses van de sociale hiërarchie en de benauwende druk van conventies en onrecht. En natuurlijk is er het fascinerende schip zelf en alles wat met de scheepvaart uit die tijd samenhangt.
Je zou kunnen zeggen dat de taal een personage op zich is in dit boek. Het is een wervelende mengelmoes van talen en dialecten van al die verschillende groepen die in de Ibis zijn samengebracht. Wat al die termen en woorden juist betekenen, is vaak een raadsel. Maar je kunt meestal wel vermoeden wat het zal zijn. En dat weerspiegelt dan de conditie op het schip, waar mensen met elkaar moeten proberen te communiceren om samen te overleven.
Je zou eindeloos veel parallellen kunnen trekken met de hedendaagse wereld. Je zou kunnen denken aan de onrechtvaardige internationale verhoudingen, waarbij arme boeren in het Zuiden hun kostbare grond verbouwen voor cash crops voor het Noorden, en uiteindelijk zelf, door armoede gedreven hun grond moeten verlaten. Je kunt denken aan het vaak hypocriete discours van de ‘vrije’ wereldhandel. Je kunt denken aan de wijze waarop ‘verlichte’ machtigen hun ontwikkelingsmodel exporteren. Maar ook zonder die spiegeleffecten kun je je onderdompelen in dit fascinerend en vaak schokkend historisch panorama. En dat alles gezien door de ogen van wie onderaan de ladder staat, en hoopt op een beter leven.
Na het lezen van de laatste zinnen van dit boek verlang je al naar deel twee. Je wilt weten hoe het verder gaat met al die kleurrijke personages. Ook, en misschien wel vooral, is dit een boek over identiteiten. Bij het begin van het verhaal zijn de personages gedeeltelijk gekluisterd aan een maatschappelijke ordening die hun al dan niet kansen geeft, en volgens strikte regels en conventies vastlegt wat wel en niet kan. Naarmate je verder leest, zie je dat al deze mensen meervoudig zijn, ze bestaan uit verschillende aspecten, verschillende identiteiten. En eens ze op het schip zitten, vormen ze een lotsgemeenschap. Ze zijn als het ware gedoemd tot elkaar, en zo zijn ze nu op een bepaalde manier ineens ook elkaars gelijke. De klassieke scheidslijnen blijven moeilijk overeind. En ze ontwikkelen nieuwe identiteiten. Dat gaat gepaard met schokkende taferelen, maar ook met het verlangen naar liefde.
Zee van papaver is een schitterend boek. Het is een boek dat zijn tijd neemt. In die zin weerspiegelt het het leven op een zeilschip op zee. Als je bereid bent aan te monsteren voor dit epische fresco dan ben je vertrokken voor een lange en boeiende reis.
Het verhaal begint in 1838, in Brits India. Het land is in de greep van het koloniaal bewind. Veel landbouwgrond is ingepalmd voor de teelt van papavers voor opium, met alle sociaal ontwrichtende gevolgen voor de lokale bevolking. De Britten voeren de opium uit naar China, dat steeds meer probeert die opiumhandel te beletten. Veel arme Indiase landarbeiders worden gerekruteerd om te gaan werken op de plantages van verre overzeese Britse koloniën. Er hangt een oorlog in de lucht, tussen het Britse rijk en China. In wat later de twee grote Opiumoorlogen zullen worden, zullen de Britten proberen de Chinezen te verplichten hun havens te openen, in naam van de ‘vrije handel’.
Op dat moment komt de Ibis, een vroeger slavenschip, aan in de haven. Het schip zal eerst nog een lading migranten weg moeten brengen naar Mauritius, om zich daarna klaar te maken om mee op te trekken in de oorlog tegen China. Langzaam leren we een uiteenlopende groep personages kennen, die al op of om het schip zijn, of in de loop van het verhaal op het schip zullen terechtkomen.
Er is Deeti, een arme vrouw die haar dorp ontvlucht nadat haar man, die werkte in een grote opiumfabriek, sterft. Ze ontsnapt aan haar lot en de dwingende bepalingen van het kastensysteem en ontwikkelt zich in de loop van het verhaal tot een meer onafhankelijke vrouw. Er is Zachary Reid, een zoon van een Amerikaanse slavin, die het op de Ibis tot tweede stuurman heeft gebracht. Er is de gecultiveerde Neel Rattan, een landeigenaar van de hogere klasse, die zijn fortuin heeft opgebouwd door te speculeren op de opiumhandel, maar onderuit gaat als de handel stokt. Er is Paulette Lambert, de vrijgevochten dochter van een Franse progressieve plantkundige die is opgevoed met de Indiase jongen Jodu, die ze als zijn broer beschouwt. Er is de wat rare boekhouder Baboo Nob Kissin, die ervan overtuigd is dat hij een spirituele transformatie ondergaat. Samen met heel wat andere personages staan zij voor evenveel complexe levensverhalen. Die verhalen worden in elkaar geweven, en laten telkens andere facetten zien van de al even complexe samenleving waarin mensen van heel verschillende culturen en sociale groepen tegen de achtergrond van een ontwrichtend koloniaal systeem hun plek in de wereld zoeken.
De Ibis is het knooppunt en de katalysator van het hele verhaal. Het schip is enerzijds een symbool van het onrechtvaardige koloniale systeem. Het vervoerde slaven en doet nu dienst als transportmiddel voor goedkope plantagearbeiders. Anderzijds is het een beeld van hoop en verwachting, voor mensen die hun om allerlei redenen beknellende situatie willen of moeten verlaten. Op de eindeloze woeste wateren is de Ibis tegelijk een microkosmos waarin een nieuwe gemeenschap ontstaat van mensen die door het lot zijn samengebracht, en zich stap voor stap lijken los te maken van het vooraf bepaalde lot dat hun op het land wachtte. Het verhaal wordt niet zoals in klassieke romans verteld door de ogen van de machtige blanke, maar wel vanuit het perspectief van de ‘onderklasse’, de erg diverse groep mensen die zich onder het dek bevinden.
Te veel vertellen over het verhaal zou zeker het leesplezier kunnen schaden van dit enorm rijke boek. Het is zonder meer indrukwekkend hoe de auteur in een brede epische beweging een hele wereld oproept. Je komt eindeloos veel te weten over de levensgewoonten en –condities van alle bevolkingsgroepen. Alsof je er zelf bij bent loop je door de immense opiumfabriek, wat je bedrukt achterlaat. Je maakt kennis met de klederdracht, rituelen, feestmaaltijden, de finesses van de sociale hiërarchie en de benauwende druk van conventies en onrecht. En natuurlijk is er het fascinerende schip zelf en alles wat met de scheepvaart uit die tijd samenhangt.
Je zou kunnen zeggen dat de taal een personage op zich is in dit boek. Het is een wervelende mengelmoes van talen en dialecten van al die verschillende groepen die in de Ibis zijn samengebracht. Wat al die termen en woorden juist betekenen, is vaak een raadsel. Maar je kunt meestal wel vermoeden wat het zal zijn. En dat weerspiegelt dan de conditie op het schip, waar mensen met elkaar moeten proberen te communiceren om samen te overleven.
Je zou eindeloos veel parallellen kunnen trekken met de hedendaagse wereld. Je zou kunnen denken aan de onrechtvaardige internationale verhoudingen, waarbij arme boeren in het Zuiden hun kostbare grond verbouwen voor cash crops voor het Noorden, en uiteindelijk zelf, door armoede gedreven hun grond moeten verlaten. Je kunt denken aan het vaak hypocriete discours van de ‘vrije’ wereldhandel. Je kunt denken aan de wijze waarop ‘verlichte’ machtigen hun ontwikkelingsmodel exporteren. Maar ook zonder die spiegeleffecten kun je je onderdompelen in dit fascinerend en vaak schokkend historisch panorama. En dat alles gezien door de ogen van wie onderaan de ladder staat, en hoopt op een beter leven.
Na het lezen van de laatste zinnen van dit boek verlang je al naar deel twee. Je wilt weten hoe het verder gaat met al die kleurrijke personages. Ook, en misschien wel vooral, is dit een boek over identiteiten. Bij het begin van het verhaal zijn de personages gedeeltelijk gekluisterd aan een maatschappelijke ordening die hun al dan niet kansen geeft, en volgens strikte regels en conventies vastlegt wat wel en niet kan. Naarmate je verder leest, zie je dat al deze mensen meervoudig zijn, ze bestaan uit verschillende aspecten, verschillende identiteiten. En eens ze op het schip zitten, vormen ze een lotsgemeenschap. Ze zijn als het ware gedoemd tot elkaar, en zo zijn ze nu op een bepaalde manier ineens ook elkaars gelijke. De klassieke scheidslijnen blijven moeilijk overeind. En ze ontwikkelen nieuwe identiteiten. Dat gaat gepaard met schokkende taferelen, maar ook met het verlangen naar liefde.
Zee van papaver is een schitterend boek. Het is een boek dat zijn tijd neemt. In die zin weerspiegelt het het leven op een zeilschip op zee. Als je bereid bent aan te monsteren voor dit epische fresco dan ben je vertrokken voor een lange en boeiende reis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten