‘Kijk, dit heb ik gemaakt. Ik weet dat het zeker niet perfect is, maar ik was wel blij dat ik het gedaan heb.’
‘Wat je hier en hier gedaan hebt, klopt eigenlijk niet. Dat had je toch beter anders gedaan denk ik.’
‘Misschien wel, maar ik wou niet te lang wachten, niet te lang aarzelen. En al is het maar een voorlopig kastje, ik ben er wel blij mee.’
‘Dit is hier wel goed bedacht. Als je alle stukken beter had kunnen zagen, dan was het ook mooier geweest.’
‘Ik weet het. Maar eigenlijk vind ik het niet zo erg. Ik ben begonnen, en alles wat ik vanaf nu maak, zal wel beetje voor beetje beter worden, denk ik. Wil je mijn werkhuis zien? Het is wel niet echt een werkhuis, maar ik noem het graag zo.’
‘Ja, dat wil ik graag zien.’
‘Zoals je ziet, heb ik eigenlijk wel veel gereedschap, maar veel dingen kan of durf ik nog niet gebruiken.’
‘Je beitels zijn heel mooi. Daar moet je goed voor zorgen.’
‘Ja, dat weet ik. Ik wil dat ze nog heel mijn leven meegaan.’
‘En wat is dit?’
‘Dat is een plan voor een tafel die ik ooit zou willen maken.’
‘Ga je dat helemaal alleen doen?’
‘Misschien wel, dat zou ik toch willen. Eerst moet ik alles leren, en pas daarna ga ik echt beginnen aan de tafel. Het kan dus misschien nog enkele jaren duren eer het zo ver is.’
‘Heb je dit helemaal zelf bedacht?’
‘Nee, ik heb het uit dat oude boek daar gehaald, en dan de afmetingen wat aangepast.’
‘Dat wordt een mooie tafel.’
‘Ik zou het wel goed vinden als je af en toe ook wat mee komt werken hier, en mij wat dingen leert.’
‘Wil je dat echt?’
‘Ja, dat wil ik echt. Ik ben oud genoeg nu, er is tijd genoeg over gegaan.’
‘En wat wil je dan eerst gaan maken?’
‘Ik dacht aan een boekenkast, voor de hoekkamer. Wat er nu staat, is niet meer goed. Ik zou een kast willen die tot aan het plafond komt.’
‘Wanneer wil je eraan beginnen? En heb je al hout?’
‘Eigenlijk wilde ik wachten op jou om te beginnen. Ik wou die kast niet alleen maken.’
‘Het is goed, we zullen dat samen doen. En dan zien we wel waar we uitkomen.’
‘Dat betekent veel voor mij. Eigenlijk heb ik een beetje schrik van het werkhuis. Als kind kon ik uren staan kijken, in het echte werkhuis. Het leek allemaal zo vanzelfsprekend. Ik zag je eerst nadenken, en dan zo’n klein plannetje maken, soms zelfs op een houten plankje, en dan kwam alles vanzelf. En alles paste in elkaar.’
‘Dat leek dan toch maar zo, denk ik.’
‘Als ik hier kom, dan lijkt het alsof alles nu op mijn schouders weegt. Ik wil het heel erg, maar het jaagt me ook schrik aan.’
‘Je moet vooral je tijd nemen, dat is het belangrijkste. Het hout vraagt tijd. Dat is het probleem tegenwoordig. Alles moet snel gaan, en dat kan niet goed zijn.’
‘Ik zou graag hebben dat je me de oude technieken leert. Met zo weinig mogelijk machines. Als ik dat allemaal begrijp zal het gemakkelijker worden om een machine te gebruiken.’
‘Er zijn eigenlijk alleen maar goede of slechte technieken. Er is geen reden waarom hoe men het vroeger deed niet meer goed zou zijn.’
‘Ja, dat heb je altijd al gezegd. Soms droom ik van die mooie schaven. Hoe je dat deed. Eerst met de hamer de schaaf juist instellen, en dan die lange beweging. En de krullen natuurlijk.’
‘Het is een kwestie van goed voelen, en dan het juiste gereedschap gebruiken.’
‘Je zult ook met mij je tijd moeten nemen denk ik, net als met het hout.’
‘Het is niet zo moeilijk allemaal, je zult het wel kunnen. Volgens mij kun je al veel meer dan je wilt toegeven.’
‘Dat weet ik niet. Het klinkt misschien raar, maar dat eerste kastje, hoe goed of slecht het ook is, moest eerst gemaakt worden om mijn grootste schrik te overwinnen. En nu kan ik niet meer terug.’
‘Volgens mij moet je gewoon aan die boekenkast denken, en alles doen wat je moet doen. Dan komt het vanzelf wel in orde. En als het niet goed genoeg is, dan beginnen we gewoon opnieuw. Tot het goed is.’
‘Ja, dat doen we. We hebben nu toch alle tijd.
‘Ja, we hebben alle tijd.’
1 opmerking:
En hoe zullen de boeken
zich dan voelen ... ?
Een reactie posten