07 november 2009

Django

‘Ik hou van die muziek. Ze kan me opgewekt en droef tegelijk maken op een of andere manier, ik kan het niet zo goed uitleggen.’
‘Ze past wel bij jou. Als ik aan jou denk, dan denk ik er bijna altijd muziek bij. Je kunt niet zonder, denk ik. Je hebt het nodig om te ademen.’
‘Misschien wel. Iemand zei me ooit dat ik wat dat betreft net een man ben. Wat hij daarmee bedoelde weet ik niet helemaal zeker, maar ik denk dat ik het begrijp.’
‘Je bent altijd zo geweest, ook toen je nog heel klein was. Zodra er muziek was in het huis, veranderden je ogen. En later ging je zelf muziek verzamelen. Het was alsof je daardoor altijd een ruimte rondom jou maakte waar er betekenis was of zo. Het klinkt wat raar, maar zo voelde ik het altijd aan. Je was er soms een beetje fanatiek in.’
‘Wat je zegt, klopt denk ik wel. Soms wordt mijn lichaam alleen maar rustig als het omgeven is door muziek. En alles wat verder weg is, blijft dan ook op een veilige afstand. Ik herinner me nog hoe jij als kind soms een beetje wanhopig voor je uit zat te kijken. Het was alsof je wilde dat er iets zou gebeuren, dat er iemand zou komen om bij je te zijn. Wat zo vaak niet het geval was natuurlijk.’
‘Dat is zo. Ik denk dat jij een beetje beter je eigen wereld kon maken, waarin je je kon terugtrekken. Ik heb dat altijd moeilijk gevonden. Ik wilde dan hard beginnen roepen of zo, terwijl jij zweeg.’
‘Maar misschien wist jij daardoor beter wat je wilde bereiken, in de echte wereld.’
‘Eerlijk gezegd, ik denk van niet. Het leek waarschijnlijk zo. Soms was ik een beetje jaloers op jou. Je had iets onbeweeglijks, mij is dat nooit gelukt.’
‘Maar nu beweegt er iets in jouw buik. Mag ik nog eens voelen? Hier, zo onder mijn handen gebeurt het allemaal. Je hebt het dan toch maar gedaan, of niet soms? Daar ben ik dan misschien wel een beetje jaloers op.’
‘Maar je zult toch altijd in de buurt zijn. Dat wil ik toch. Misschien moeten we toch ooit weer in hetzelfde huis gaan wonen.’
‘Een groot huis. Met jouw deel, en mijn deel, en een stuk tussen die twee. Ik zie het wel voor me. Wie weet gebeurt het ooit nog wel.’
‘En dan worden we ooit twee oude kranige vrouwtjes.’
‘Zo lang we dan maar niet samen dezelfde schort aandoen.’
‘Nee, maar we gaan dan wel samen op een bankje zitten buiten, aan de voorkant van het huis, om te kijken naar alle mensen die voorbij komen.’
‘Het is raar, als kind heb je daar een hele andere voorstelling van, van groot worden. Als je dan groter bent, en zogenaamd op eigen benen staat, weet je het trouwens ook nog lang niet. Ik dacht altijd dat ik mezelf zowat vanuit het niets opnieuw kon opbouwen. Maar je beseft langzaam maar zeker dat je in je huis misschien wel een binnenmuur kunt verplaatsen, dat je andere ramen kunt zetten of kleuren kunt kiezen, maar het geraamte van het huis kun je niet veranderen.’
‘Vroeger maakte het me soms kwaad, maar nu heb ik het wel aanvaard denk ik. Ik voelde dat het hoog tijd werd voor het kind.’
‘Die buik maakt je mooi. Er is iets veranderd in je ogen. Er is een soort rust in gekomen die ik er vroeger nooit in zag.’
‘Dat ontroert me heel erg. Zelf voel ik me niet altijd zo rustig vanbinnen. Soms slaat de totale paniek toe, en dan denk ik dat alles fout zal gaan, dat dit mij niet mag overkomen.’
‘Je zult het heel goed doen, dat weet ik nu al.’
‘Blijf dat vooral zeggen, want ik zal je nodig hebben.’
‘Zal ik je straks nog eens in een lekker warm bad steken? Daar heb ik wel zin in, en het zou je goed doen denk ik.’
‘Ja, dat is goed.’
‘Hoor je dat? Saint James Infirmary Blues. Ik heb iets met dat nummer. Hier is het alleen instrumentaal. Met de woorden erbij heeft het iets bezwerends.’
‘Dat is van jou.’
‘Weet je, als het kind er is, zal ik misschien af en toe even weglopen. Maar ik kom altijd terug, dat beloof ik je. Geloof je dat?’
‘Ja, dat geloof ik. Ik ken je toch al mijn hele leven.’
‘Dan is het goed.’
‘Je zult een goede tante worden, de beste van de hele wereld.’
‘Daar ben ik zelf nog niet zo van overtuigd, maar ik zal mijn best doen.’
‘Kom eens hier. Vroeger zong je soms voor mij, als ik niet kon slapen. Kun je dat nog eens doen?’
‘Ja, dat zal ik doen.’

Geen opmerkingen: