De man in het journaal ontroert hevig. Hij gaat regelmatig overnachten bij een andere, ook oude, man die erg ziek is. Het is vrijwilligerswerk. De zieke man kan daardoor in zijn eigen huis blijven, en zijn vrouw kan af en toe een nacht doorslapen. Er is iemand die opstaat ’s nachts als dat nodig is. De man straalt. Er wordt hem gevraagd waarom hij dat doet. Het leven heeft mij al zoveel gegeven, zegt hij, het is goed dat ik iets terug geef aan het leven. Hij glimlacht breed, geeft de oude man en zijn vrouw een kus, en vertrekt. Tot de volgende keer, roept hij nog bij het buitengaan.
Op de radio wordt hevig getierd. De grote woorden worden bovengehaald. Tegen het aangekondigde rookverbod. “Ik doe met mijn leven wat ik wil, daar moet niemand anders zich mee komen moeien.” Dat zou de vriendelijke parafrase kunnen zijn. Het doet te veel pijn om verder te blijven luisteren. En al wie me lief is verschijnt in mijn hoofd. In dat hoofd zou ik sommigen van hen willen smeken: doe het niet. Maar dat doe je niet, waarschijnlijk. Ze zijn natuurlijk niet van mij, maar ze zijn wel een beetje mij. Er is al genoeg ellende die je kan overkomen, je hoeft er niet zelf nog iets aan toe te voegen. Zou ik willen zeggen.
Dat je armen te kort zijn. Soms is het niet te dragen. Je zou hen willen kunnen behoeden. Zij zonder wie er geen landschap zou zijn waarin je kunt bewegen. Ze zijn er allemaal. En het is alsof je in een stad bent, op een plek, met iets voor je, en achter je, en links en rechts van je. Je kunt rustig de beelden bekijken die er zo zijn, omdat zij er zijn. Je kunt je verhouden tot de ruimte. Ze zijn in je hoofd, in je huid. Dat alleen de tijd hen aanraakt, dat kun je aanvaarden. Het is voor jou niet anders. Maar veel meer moet het niet zijn.
Je beseft ineens weer hoe je langzaam in elkaar gevloeid bent. Het meer van die andere strekt zich uit tot diep in jou. Je zou zelfs niet kunnen proberen om van jezelf weg te varen zonder door het andere water te gaan. Het is zo gekomen, even aflijnbaar als water. Met je vinger trek je lijnen in het water, om aan te geven tot waar jij komt, en waar de andere begint.
De beelden komen terug. Steeds weer. Ze herhalen zich, in zorg op voorhand, voor wat zou kunnen gebeuren. De anderen, ze kijken je aan, en hopen dat iets zich niet zal herhalen. Ze kunnen het niet verbergen, nooit meer. Je ziet het in hun ogen. Je ziet het weer voor je, hoe zij pijn hadden om wat jou overkwam. Je had er nooit zo bij nagedacht dat dat in jouw geval zo zou kunnen zijn. Hoewel je zonder probleem kon beseffen hoe wat een ander overkwam jou pijn kon doen. Je bent niet van hen, maar je bent een klein beetje hen geworden. Zo zou het misschien kunnen zijn. En het is niet dat ze vragen om geen pijn te doen, ze vragen alleen om te leven.
Je wordt ouder, en je kruipt dichter bij elkaar. Het zou kunnen dat het verleden al groter geworden is dan de toekomst zal zijn. Niet dat het op zich zoveel uitmaakt. Maar je wilt niet dat er een verhaal verloren zou gaan. En daar, uit de wind, daar wil je zijn. Alles wat daar is, zou je kunnen verliezen. En daarom wil je daar zijn.
Hoe je soms alle anderen in je hoofd laat bewegen, een voor een. Zoals je bang bent om je ooit de stem niet meer te herinneren van wie er niet meer is. Zo laat je iedereen voor je oog wandelen. In een trage parade. Of ze nog leven of niet meer, het maakt niet uit, ze zijn er allemaal. Je wilt zeker zijn dat ze er allemaal nog zijn. Pas daarna kun je weer rustig worden. En misschien wil dit wel zeggen, dat jij ook in de hunne bent.
Zoals je ook verhalen vertelt. Over de een, en daarna de ander, en zo verder. Misschien deed je het niet vroeger, of deed je het niet bewust, maar nu doe je het. Je begreep het niet vroeger, toen anderen het deden. En nu is het goed, jezelf in andere verhalen te weten.
Je bent de verhalen die je over jezelf vertelt. Ze spreiden je uit in de ruimte, ze houden je samen. Je stottert en je fabuleert, en zwijgt alle lege plekken ertussen. Soms helpen je verhalen bij het slapengaan. En soms, als je goed genoeg je best doet, zijn ze mooi genoeg om aan een ander te vertellen. Af en toe een moment. En misschien is de rest van je leven niet meer dan oefenen, voor dat moment.
1 opmerking:
en sommige verhalen zijn te lelijk om te vertellen, ook al wil je ze wel vertellen, want ze horen ook bij jou en maken je ook tot wie je bent... je kan ze dan mooier maken, zodat je er misschien een stukje van kan vertellen, maar vaker hou je ze dan maar gewoon voor jezelf hé... en heel af en toe deel je ze dan toch ook wel, misschien, heel voorzichtig, met iemand veraf en toch dichtbij, op de één of andere manier...
Een reactie posten