14 november 2009

En de wind



De muzikanten op het podium zijn bijna toe aan hun laatste nummer. Merkwaardig hoe sommige nummers je blijven ontroeren, tot in je diepste vezels. Je weet nog wanneer je het voor het eerst hoorde. In dit geval zo’n dertig jaar geleden. En de indruk die het maakte. Er is iets met die hemelse stemmen. Er is iets met de glans in de ogen van de gospelzangers, en ook met de vermoeide passie in de ogen van de muzikanten. Er is iets met de opeenvolging van de akkoorden. Er is mysterie en noodzakelijkheid. Er is zoveel, en je zou niet kunnen zeggen wat het is. Het is er meteen, zodra deze muzikanten het nu overdoen, op dit podium. En het ontroert je, meer dan je aan iemand zou kunnen zeggen.

Go down, Miss Moses, there's nothin' you can say
It's just ol' Luke, and Luke's waitin' on the Judgement Day.
"Well, Luke, my friend, what about young Anna Lee?"
He said, "Do me a favor, son, woncha stay an' keep Anna Lee company?"

En alles wat je niet weet. Soms overvalt het je. In de leegte tussen twee bestemmingen. Tussen waar je vandaan komt en waar je naartoe gaat. Je ziet jezelf weerspiegeld in een spiegel die er niet is. Wat op een ander moment rustig en gewichtloos meedrijven zou zijn, volledig in harmonie met de stroom der dingen, is nu alsof je zelf je eigen zwart gat zou kunnen zijn. Als je het jezelf zou vragen, zou je moeten antwoorden dat alles zoek is. In dit ene moment. Je doet het niet, en je gaat door, en het gaat weer weg.

En de tijd die je zou willen. Soms is het goed, de vluchtigheid. Soms is het bij sommigen goed, de wetenschap dat die ander je gewoon voorbij schuift. Dat je niet zult weten, niet zult horen, niet zult binnengedrongen worden, niet zult voelen hoe je eigen onrust of ongeduld of schaamte tussen jou en de ander zal komen. En soms is het niet goed. Soms zou je eerst elk verhaal moeten gehoord hebben, elke beweging moeten gezien hebben, elk verlangen moeten begrepen hebben, elk verdriet moeten gevoeld hebben, voor je verder kunt gaan met het gesprek. Je beseft het ineens. Hoe je die dag moeite hebt om meer dan een mens te zien, omdat elke tweede te snel zou komen. Omdat van die ene eerst alles zou moeten doorsijpelen en natrillen voor je aan een volgende toe zou kunnen zijn.

En hoe het ineens kan gebeuren. Je zit maar wat, of je praat met iemand aan de telefoon. En ineens schuift daar een klein verdriet onder je huid. Je zou niet weten waar het vandaan komt. Het komt gewoon. Misschien weet je wel wat er zou moeten gebeuren om het sneller weer weg te laten gaan dan gewoon door de wind. Maar dat weten helpt je nu niet echt vooruit. Je laat het gewoon voorbij bewegen. Het zal gaan zoals het gekomen is.

En hoe je ineens een soepel lichaam lijkt te hebben. Je fietst door de stad. Het gaat gewoon moeizaam. Misschien is het de wind, misschien is het nog wat vroeg voor het stramme lichaam. Je voelt alles wat nodig is om te bewegen, net iets meer dan het bewegen zelf. Tot ineens, als uit het niets, alles lijkt te gaan. Je schuift bijna door het landschap. Misschien heeft de wind zich heel even uit dit stukje werkelijkheid teruggetrokken. Als gunst. Misschien mag je heel even ervaren hoe het zou kunnen zijn, als ook de zwaartekracht je niet zou beroeren. En heel even bedenk je wat je met dit lichaam zo zou kunnen doen en met wie je dat zou kunnen delen. Tot de wind uit die zijstraat het weer overneemt en alles weer is zoals het daarvoor was, en nu weer zal zijn.

En alles wat je niet kunt. Ooit heb je het misschien wel eens gedacht, in een onbewaakt moment, dat je jezelf zou kunnen modelleren. Dat je een beetje uit de tijd zou kunnen stappen, om zelf je danspassen te bedenken en uit te voeren. Soms zie je dat gehavende lichaam, dat niet anders kan dan strompelend bewegen, in de aloude danspatronen. En het beneemt je even de adem. Al dans je terwijl wel verder, en zie je ook de anderen op de dansvloer haperen.

En hoe je soms doet alsof je alles netjes op een rijtje gezet hebt. Je hebt alles overdacht, alles van alle kanten bekeken en in perspectief geplaatst. In je hoofd lijkt het zelfs alsof alle stukken op de goede plaats gezet zijn. Je zou alleen nog maar jezelf zo moeten volgen. Tot je al snel merkt dat het ook dit keer weer niet zal lukken. Dat de dingen een andere loop zullen hebben. Of beter: dat je zelf anders zult lopen. Of nog beter: dat alleen het rijtje een illusie is. In het rommeltje dat overblijft rust meer waarheid, en meer troost, waarschijnlijk.

Geen opmerkingen: