17 maart 2010

Het bospad

‘Waar zijn we nu op de kaart?’
‘Hier, kijk maar. We zijn hier op dit pad, en hier loopt dat riviertje, zie je het?’
‘En wat doen we nu?’
‘Ofwel moeten we hier zo terug gaan, en daar dan de trein weer nemen. Ofwel gaan we nog verder door, en dan moeten we daar iets zoeken om te slapen, een hotelletje of zo.’
‘Wat zou jij willen doen?’
‘Het is moeilijk. Normaal zouden we moeten vertrekken, maar ik weet niet of ik dat eigenlijk wel wil.’
‘Ik ook niet.’
‘Maar als we hier het bos weer in gaan, dan moeten we nog een heel stuk verder gaan, dan kunnen we niet meer terug.’
‘Dat klinkt verleidelijk, niet meer terug kunnen. Toch als jij erbij bent.’
‘Dat zal wel. Zullen we het dan maar doen?’
‘Ja, niet nadenken. Het was bijzonder hoe we daarnet gepraat hebben. Ik wil niet dat het al voorbij zou zijn. En ik denk dat het bos erbij hoort.’
‘Misschien wel. Normaal zou je zoiets nooit doen, waarom nu dan wel?’
‘Het is gewoon tijd om het eens los te laten, ik doe het al zo weinig.’
‘Het is goed. Soms zie je er zo moe uit, alsof je zoveel op je schouders draagt.’
‘Is dat zo? Misschien heb je wel gelijk. Ik heb zo lang gedacht dat ik me moest beschermen tegen alles wat er fout kon gaan. Alsof elk moment alles weer voorbij kon zijn, alsof alles weer in elkaar zou kunnen stuiken. Maar misschien ligt alles van toen gewoon echt achter me, en kan ik wat ik nu kan niet zomaar weer verliezen.’
‘Ik denk dat het zo is, waarom zou het niet zo zijn?’
‘Ik vertrouw het nog niet helemaal.’
‘Het is alsof je wacht op iets dat je zal zeggen dat de kust veilig is, maar ik denk dat er niets zal komen. Je moet het gewoon vertrouwen. Je zult heus niet meer teruggaan naar toen.’
‘Dat is een mooie gedachte. Soms is het alsof ik stilaan gewoon ga beginnen, en alsof alles tot nu toe maar een soort voorspel of zo was. Heb je dat gevoel nooit?’
‘Nee, eigenlijk niet. Misschien wel net het tegenovergestelde. Jij vroeg je af of we moesten terugkeren. Ik had het gevoel dat ik alleen maar weg wilde gaan, verder weg dan, voor even toch. Om iets achter te kunnen laten, ook voor even toch.’
‘Ben je eigenlijk wel gelukkig?’
‘Dat mag je me niet vragen. Niet zo. Je mag andere dingen vragen, en dan zal ik wel iets zeggen. Ik denk dat ik nu misschien wel gelukkig zou kunnen zijn, maar dat woord gebruik ik liever niet te veel.’
‘Geef je hand maar even, we moeten hier een stukje klimmen.’
‘Gaan we straks niets doen? Alleen een beetje schuilen in elkaar?’
‘Ja, we gaan alleen schuilen. Meer zou niet goed zijn.’
‘Ik ben blij dat je het begrijpt.’
‘Straks wordt het helemaal stil.’
‘Ja.’
‘Vertel eens iets over je adem. Hoe hij in je beweegt.’
‘Te weinig soms, denk ik. Dan is het alsof hij alleen maar binnen in mij is. En niet in en uit gaat. Soms maakt het me wel eens bang. Dan voel ik me ineens zo bekneld, midden in de nacht, en dan duurt het uren eer ik weer slaap.’
‘Wil je dan soms niet weg, naar buiten of zo?’
‘Weg wel, maar naar buiten niet, dat zou te open zijn.’
‘Ik begrijp het wel, denk ik.’
‘Toen we daarnet op dat kruispunt stonden, waar we moesten kiezen, kwam het ineens even over me, datzelfde gevoel. Maar nu is het weg. Het is goed dat we nog niet teruggegaan zijn.’
‘Ruik je dat? Die geur maakt me rustig.’
‘Ja, ik ruik het.’
‘Wat we nu doen is eigenlijk heel gewoon. Moesten we daar zo oud voor geworden zijn?’
‘Misschien wel, misschien kon het alleen nu.’
‘Als je boeken leest, dan lijkt het soms alsof de dingen zich allemaal vanzelf uitwijzen. Mensen komen elkaar tegen, en ze weten meteen wat ze moeten doen, en dat doen ze dan ook. Alsof het alleen maar zo kon zijn. Maar ik heb nooit dat gevoel in het echt, tot nu toe dan.’
‘Ik heb vaak het gevoel gehad dat de dingen gebeurden, niet zozeer omdat ik ze wilde of omdat ik wist dat ze zo moesten zijn. Het ging gewoon zo, en pas veel later vroeg ik me af of dat wel was ik wilde.’
‘Misschien is dat wel ongeveer hetzelfde.’
‘Ja, dat kan.’
‘Daar moeten we het water oversteken. Het is toch een mooie gedachte. Hier is dat water nog zo klein, zo dun, en ergens, daar in de grote wereld buiten het bos, wordt dat misschien wel een brede en diepe rivier.’
‘Maar hier kunnen we hem nog gemakkelijk oversteken. Je moet alleen denken dat het een rivier is, en dan twee stappen zetten, en dan ben je al aan de andere kant. Zo gemakkelijk kunnen de dingen zijn.’

Geen opmerkingen: